De historische wetenschap werd van het gebruikelijke domein van geleerden, ook onderwerp van de belangstelling van de 'amateurs', de liefhebbers. De geschiedenis was niet langer van de geleerden persoonlijk, maar eigendom van iedereen.
Klik op de tekst voor een vergroting.
Het FUNDAMENT van alle verwarring is het Karolingisch Paleis van Karel de Grote in Nijmegen.
Dat paleis blijkt gebouwd op los zand, op nooit bewezen losse beweringen.
Op dat losse zand zijn alle volgende mythen gebouwd.
Immers als Nijmegen fout is, was de Betuwe ook niet het land van de Bataven; was Utrecht niet de bisschopszetel van Willibrord fout, werd Bonifatius niet in Dokkum vermoord en hebben de Noormannen nooit in Nederland geplunderd.
Dan stort het hele kaartenhuis van de Nederlandse mythen in elkaar.
Bonifatius, Willibrord, Karel de Grote en de Noormannen zijn voor Nederland volkomen legendarisch.
|
De Alaanen werden door klassieke schrijvers de Alamannen genoemd.
Aan hen dankt Duitsland de onjuiste naam Allemagne (bij de Fransen). Overigen is de naam Germany (bij de Engelsen) even onjuist.
W.A. van Es noemt de Alamannen voor het eerst in 235. Vervolgens in 290 met de Herulen, Chaibonen, Chamaven en Friezen, met de opmerking: "Dit zijn de namen die door sommige bronnen in deze tijd met Batavia en het Scheldegebied in verband worden gebracht, andere spreken meer algemeen van Franken".
A.W.Byvack noemt de Alamannen voor het eerst bij een veldtocht van Caracalla in 213. Volgens Byvanck zijn de Alamannen ontstaan uit een aantal volkeren in Midden-Duitsland, voornamelijk Sueben en Semnones ten oosten van de Elbe.
In 236 zijn ze door Keizer Maximusverslagen en daarna hielden ze zich een tijdland rustig.
Byvanck schrijft ook (p.570): "De Franken treden in de geschiedenis op omstreeks het midden van de derde eeuw. Kort na het midden van de derde eeuw onder de regering van Gordianus III is tegen de Franken gestreden. Maar het is toch bevreemdend, dat de Franken hier worden vermeld in de buurt van Manz (Mogontiacum)". Zoals onder meer op p.582-585, p.607 en p.707 blijkt, zijn de opvattingen van Byvanck over de Franken, vooral gebaseerd op 'muntvondsten', wat nou niet de betrouwbaarste bronnen zijn.
In de teksten van de klassieke schrijvers worden de Alamannen pas genoemd, als de Romeinen niet meer in Duitsland over de Rijn aanwezig zijn, zoals in 306 na Chr. toen Constantijn de Franken en Alamannen verslaat.
Constantijn ... regeerde reeds met grote steun van de soldaten in de provincies van de Galliae, nadat hij de Franken en de Alamanni had verslagen. Hun koningen werden gevangengenomen; deze werden tijdens prachtige spelen voor de beesten geworpen.
Bron: Eutropius, Breviarum, X, 3 (4e eeuw).
Behalve dat hier allerminst sprake is van de 'vredelievendheid' van de Romeinen, blijkt dat de Alamannen in Gallia woonden en niet ergens in Duitsland over de Rijn, waar toen geen Romeinen meer aanwezig waren.
|
Een opvallende opmerking in de Bataafse Hut is: "'Het was, seg ik, een lelyke mistastinge van die geloven, dat het gebied van het koninglyk Staveren van Friesland tot aan de Maas en de Waal heeft gereikt". (L.Smids, 1711). Ook hier bleek de interpretatie van een enkel Latijns tekstfragment, hoe klein ook, van doorslaggevend belang te zijn, eerst voor de opbouw van een reputatie en later voor de afbraak ervan. "Het ging na 1700 niet alleen meer om reputaties, maar ook om de ontwikkeling van de discipline van de wetenschap zelf". (p.21).
Helaas gaat het zelfs in de 21ste eeuw nog steeds meer om reputaties te beschermen, dan om de ontwikkeling van de wetenschap. Dat heeft Albert Delahaye ervaren met de houding van professoren en auteurs met valse citaten zijn ongelijk en hun gelijk meenden te kunnen aantonen. De historische wetenschap is blijven steken op veel opvattingen uit de 18de eeuw.
De Bataafse Hut.
Het boek "De Bataafse Hut" (1990) geeft een goed beeld van de verschuivingen in het beeld van de geschiedenis tussen 1500 en 1850. Vóór 1750 was het beeld dat geschiedschrijvers van het oudste Nederland hadden, gebaseerd op schaarse gegevens uit Romeinse en middeleeuwse bronnen. De Batavieren zag men als de heldhaftige en vrijheidslievende voorouders van het Nederlandse volk, al werd daar steeds flink aan getwijfeld. De Bataafse hut behandelt de wetenschappelijke, politieke en culturele verschuivingen over het prehistorische en middeleeuwse Nederland en belicht daarmee een belangrijke periode uit de vaderlandse ideeëngeschiedenis. |
|  |
Auke van der Woud.
Auke van der Woud (1947) studeerde kunstgeschiedenis en archeologie en was ruim twintig jaar in Amsterdam en Groningen hoogleraar architectuur- en stedenbouwgeschiedenis. Hij voelt zich als schrijver een cultuurhistoricus. Hij publiceerde in 1987 Het lege land, over de ruimtelijke orde van Nederland tussen 1798 en 1848). In 2010 kreeg Van der Woud de Grote Rotterdam-Maaskantprijs voor zijn 'excellente oeuvre dat het denken over de negentiende eeuw verdiept, (...) met een literaire stijl die men zelden in de wetenschap tegenkomt'. |
De oudste 'Hollandse' schrijvers zoals Melis Stoke, noemen de Bataven niet. Daar hebben ze nog nooit van gehoord, net zo min als van Cananefaten. De Bataven gaan pas in de zestiende eeuw een rol spelen in de historiografie van Nederland, al heeft men nog geen idee waar ze gewoond hebben. Aanvankelijk worden de Bataven door Cornelis Aurelius (1517) in Zuid-Holland geplaatst. In 1533 komt onder Gerard Geldenhauer, met het nodige 'dispuut' met Aurelius, Gelderland en uiteindelijk de Betuwe in beeld.
De visie van Albert Delahaye.
De geschiedenis van de Bataven is in Nederland een hardnekkige mythe: ze zijn nooit in Nederland geweest, of zoals dr.W.Willems het formuleerde bij de opgravingen naar het Oppidum Batavorum in Nijmegen (1986): "We hebben het niet gevonden en als er al Bataven in Nijmegen of omgeving zijn geweest, dan hoorden zij bij het Romeinse leger ter plaatse".
In de 16de eeuw werden de Bataven voor het eerst genoemd, aanvankelijk als bewoners in Zuid-Holland, later in de Betuwe. Politiek werden de Bataven vooral opgevoerd als dappere strijders tegen bezetters, of het nu de Spanjaarden waren (in de 80-jarige Oorlog) of de Fransen (in 1795) met zelfs een Bataafse Republiek.
Het is onvoorstelbaar dat de Bataven nog steeds opgevoerd worden als onze 'voorouders', zelfs 'wetenschappelijke' publicaties. Het geeft de stand van de wetenschap van deze publicaties en hun auteurs aan. De hele Bataven-mythe is gebaseerd geweest op het onjuist interpreteren van de tekst van Tacitus (Historia IV,12.3 ), die de Bataven duidelijk in Gallia plaatste. De toen gemaakte fout is nog steeds niet gecorrigeerd, zelfs niet door 'deskundige' historici, terwijl ze de misvatting toch vaak wel erkennen, zoals blijkt in Het Verhaal van Gelderland: "in de Betuwe of in Nijmegen is geen enkel archeologisch bewijs gevonden van de Bataven". Ook W.A.van Es erkent die misvatting als hij in Romeinen, Friezen en Franken in het hart van Nederland schrijft: de gedachte dat de Bataven de Betuwe en het Brabantse aanwezig waren vindt thans geen bijval meer.
Desondanks blijven historici de Bataven in de Betuwe plaatsen! Hoe dat kan leest U bij wetenschap.

Een interessante en veelzeggende kaart uit dit boek toont waar men in de 18de eeuw de verschillende volkeren plaatste. Op grond waarvan? Blijkbaar op 'een gevoelen'. Klik op de kaart voor een vergroting.
Veel van deze volkstammen zijn sindsdien "verschoven", zoals de Morini en Menapii die naar Frans-Vlaanderen "verhuisden"; de Usipeti (hierop de kaart geheel rechtsonder) verhuisden vanuit Duitsland naar midden-Nederland, de Marsi naar ten zuiden van de Lippe, de Cugerni naar beide zijden van de Maas en de Chamavi verhuisden van Duitsland naar Overijssel. De Auchi, hier op de Veluwe, zijn bij Byvanck (1944) en Van Es (1980) verdwenen, onbekend waarheen.
Volgt men nu verschillende andere volkeren door Romeins schrijvers (Caesar, Tacitus) genoemd, dan werden deze volkeren door later historici geplaatst tot in Scandinavië, Polen en Rusland, waar nooit een Romein geweest is. De Suevi (ook Suiones) plaatste men in Sweden, de Fenni in Finland of in Litouwen (er is nog keus!), de Venethi in Polen en Rusland, terwijl deze volksstammen in Frans-Vlaanderen woonden en dààr tegen de Romeinen streden. De Suevi waren de bewoners rond Kortrijk, op 10 km zuidoost van Rijsel en woonde vlakbij de Sitones, de bewoners van Choisies, op 9 km zuidoost van Meubeuge. Tacitus plaatst en aan de Oceaan. De Fegni waren de bewoners van Feignies, op 5 km noordwest van Maubeuge. Tacitus noemt hen Fenni. De plaatsing in Finland is natuurlijk een lachertje. De Venethi (gelijk te stellen met de Venedi) waren de bewoners van Vendin-lez-Béthune.
Begrijpt U nu hoe de Grote Volksverhuizing ontstaan is in de hoofden van historici?
Wat lezen we zoal over de Bataven in dit boek "De Bataafse Hut"?
- Jan Wagenaar schreef de 'Vaderlandsche Historie' (21 delen, 1749-1759) en waarschuwt de lezer meteen in zijn voorwoord dat men van hem geen mooie praatjes hoeft te verwachten. 'Ons Land, dit weet men zeker genoeg, was, voor eenige eeuwen, hier eene woeste wildernis, daar een laag moeras [...]. Ons Volk was gering, gelyk het Land.' En de dappere Batavieren, met hun 'doorluchtige' daden waar zoveel over werd geschreven - ze waren voor Wagenaar niet anders dan een 'hoop verjaagde zwervers' die blij waren dat ze de Romeinen als soldaten mochten dienen.
Het belang van dit werk was veeleer dat 't het nieuwe 'nationaal gevoel' naar voren bracht, het besef dat de vaderlandse geschiedenis niet meer alleen de geschiedenis van de wereldlijke en geestelijke leiders maar ook de geschiedenis van het volk was.
- De geleerde H.F. van Heussen schreef in 1715: 'Als men zoo met de oude Schryvers mag leeven, en hunne woorden, op enkelde gissingen en minder als gissingen, verkorten en verdraajen, waar zal dat eindelijk noch hene. [...] En wat bewijs uyt de Oudheid getrokken zal 'er voortaan meer gelden? Men zal maar de eene of de andere verandering behoeven te verzinnen, en daar mee zal men zich overal weeten uyt te draajen.'
Na deze constatering lijkt een publicatie van bijna een halve eeuw later die de historische feiten met betrekking tot Batavië 'ontzwagtelt en zuivert van de vooroordeelen en misgiszingen', misschien niet zo belangwekkend meer. De betekenis van het boek ligt echter minder in de zeer kritische maar in menig opzicht ook onjuiste revisie van de Bataafse geschiedenis die de schrijver, de amateurhistoricus J. Bent uit Hoorn, presenteerde, dan in zijn eigen geestesgesteldheid. Het voorwoord laat de haast existentiële ervaringen zien van een geschiedvorser die in zijn 'oeffenkamer' op zoek naar de waarheid, eenzaam en onzeker in opstand komt tegen de geleerde conventie. 'Nimmer heb ik aan de achtbaarste schryvers onzer vaderlandze oudheden, [...] het geloof ontzegd, 't welk men gewoon is aan stukken van dien aart te geeven. Dikwils heb ik my verlustigd in het doorbladeren hunner geschriften, waar in de gestalte, zeden en kleeding, onzer voorvaderen niet alleen, maar ook hunne gemoedsneigingen en driften op het voortreffelykste worden afgeteekend; de landen hunner bewooningen afgeperkt, zo my altoos toescheen, met zo veele nauwkeurigheid en oordeelkunde, dat tot de volmaaktheid niets ontbrak, dan eene volkome overeenstemming onder die beroemde vernuften, om geene de minste twyffel overtelaaten. Ja ik heb my dikwils verwonderd, dat het menselyk verstand met zo veel voordeel tot eene zwaarbewolkte oudheid kan doordringen.' Toen Bents bewondering en verwondering omsloeg in twijfel en kritiek, moest hij de situatie trotseren dat hij 'by veele, ja laat ik zeggen by alle myne geleerde en oordeelkundige vrinden als een hardnekkige ongelovige, of een eenzinnige aanhangzoeker, [werd] geschat en behandeld'. Als je de ervaringen van Albert Delahaye vergelijkt, is er sinds 1715 nauwelijks iets veranderd.
- Cornelis Aurelius, prior van een klooster bij Leiden en schrijver van verscheidene geleerde werken. Zijn kroniek, die bekendstaat als de Divisiekroniek, werd in 1517 voor het eerst uitgegeven. Aurelius ontwaarde in Tacitus' tekst over de Bataven een nieuw beeld van het vroegste Holland en zijn bewoners. Door Holland te identificeren als het land van de Bataven, maakte de Divisiekroniek Holland tot deel van de Romeinse geschiedenis - de wereldgeschiedenis - en erfgenaam van de Romeinse beschaving, die in deze tijd van ontluikend humanisme de hoogste norm voor beschaving hoe dan ook was. Zo ontstond de langdurige en ingewikkelde verhouding van Holland met zijn Bataafse verleden, een verhouding waarin niet alleen de politiek en de wetenschap maar ook het heden en het verleden zich vermengden. Dit in elkaar vloeien van feiten en fictie staat in de hedendaagse geschiedschrijving bekend als de 'Bataafse mythe'. Deze mythe werd in de zestiende en de zeventiende eeuw gestileerd en uitgewerkt, in staatsrechtelijke en geschiedkundige publicaties, in de bellettrie en in de beeldende kunsten. (p.12).
- Enkele voorbeelden. Hugo de Groot gaf met zijn Tractaet vande oudheyt vande Batavische nu Hollandsche Republique (1610) de legitimatie van de opstand tegen Spanje en van de soevereiniteit van de Staten doordat hij de historische wortels van de Nederlandse vrijheidsdrang bij de Bataven en hun opstand tegen de Romeinen situeerde. P.C. Hooft hanteerde Tacitus zelfs als richtsnoer voor zijn toneelstuk Baeto (1617) via de lotgevallen van de Bataafse aanvoerder zijn visie op het leiderschap van de Zeven Provinciën. Johan van Heemskerck, advocaat, bestuurder en bellettrist, presenteerde in zijn elegante Batavische Arcadia (1637) de Bataven als een hoogbeschaafd volk en wees op de continuïteit in tweeduizend jaar geschiedenis. Het schilderij Samenzwering van Claudius Civilis, door Rembrandt in 1661 in opdracht van de stad Amsterdam geschilderd, ook weer omdat de Bataafse opstand onder leiding van Civilis tegen de Romeinse onderdrukker ook de opstand van de Nederlanden tegen Spanje was. (p.12-13).

Zo moest men zich de Bataven, die Germanen waren, voorstellen, volgens enkele klassieke 'historie-schrijver'. Historici kunnen we hen niet noemen vanwege hun onuitputtelijke fabelogie. Klik op de afbeelding voor een andere afbeelding.
De Bataven werd afgebeeld met ontbloot bovenlijf. Volgens E.M.Engelberts (De aloude staat en geschiedenissen der Vereenigde Nederlanden deel 1, 1784) was dat geen teken van zedeloosheid, maar het zou bewijzen dat ze geen aanstoot aan elkaar gaven en derhalve een kuis en rein hart bezaten. Zijn conclusie was:
wij zouden in dat opzicht nog heel wat van hen kunnen leren.
|
- Deze voorbeelden kunnen gemakkelijk met vele andere worden uitgebreid, de culturele en politieke kracht van de Bataafse mythe was groot. Het is in dat licht des te merkwaardiger dat er intussen opvallend weinig 'harde' feiten over de Bataven beschikbaar waren. (p.13).
Die situatie is nog steeds van toepassing: er is nog steeds geen enkel bewijs voor de aanwezigheid van de Bataven in Nederland. Zelfs W.A. van Es schreef in zijn boek 'Romeinen, Friezen en Franken in het hart van Nederland': De gedachte dat de Bataven de Betuwe en het Brabantse aanwezig waren vindt thans geen bijval meer.
- De relatie met de vaderlandse geschiedenis lag bij die eerste Europese volkeren, zoals de Kelten, de Cymbren, de Scythen 'ende andere van Japhets ende Noachs afkomelingen, sedert de Babylonische verwerringe' vormden het voorgeslacht van de oudste bewoners van Batavië. In veel geschiedkundige werken werd zo'n chronologie die de Bataven aan de mensheid in het begin der tijden relateerde, aangenomen, ook gedurende de achttiende eeuw. Nederlands Displegtigheden, een befaamde historische studie uit 1732-1735, zette uiteen dat onze verre voorouders hun gewoonten op het gebied van kleding, huisvesting, voeding en manier van praten uit Azië hadden meegebracht. Ze waren na de torenbouw van Babel, toen God als straf voor de hoogmoed van de mensheid chaos schiep door de volken verschillende talen te geven en over de aarde te verstrooien, naar het land van de Kelten gekomen. (p.15).
- De klassieke schrijvers noemden de namen van de stammen maar de verwijzingen naar de lokatie van hun gebied waren vaag. De Kaninefaten - waren dat Konijnenvatters en dus duinbewoners? - woonden in het westelijke deel van het Bataafse Eiland, maar Kennemerland was als woonplaats niet uitgesloten, hoewel die mogelijkheid strijdig was met de aanname dat Kennemerland de lokatie van de Frisiabonen was geweest, maar onmogelijk was dat alles niet, zolang sommige geleerden volhielden dat die Frisiabonen in Brabant woonden. De Toxanders of Taxanders woonden in Zeeland of in Brabant, of in allebei - of werd Zeeland daarentegen door Menapiërs bewoond, of door Sueven? (de naam Zeeuwen zou zijn ontstaan uit Sueven). Amsivariërs of Ansibariërs woonden bij de Eems, Tubanten en Chamaven in Overijssel en Gelderland, maar van de Bructeren, Tenkteren, Chattuariërs en Usipeten kon hoogstens worden vastgesteld dat ze ergens in het oosten van het land leefden. Slaven en Wilten bevolkten naar sommigen beweerden het kustland, anderen hielden het op Utrecht. (p.16).
Deze indeling van volksstammen uit begin 17de eeuw (1614-1615) wordt door veel historici nog steeds gevolgd, terwijl er geen enkel bewijs voor de juistheid ervan bestaat. Dat heeft de studie van Albert Delahaye wel aangetoond, te beginnen met het paleis van Karel de Grote in Noviomagus, dat niet in Nijmegen stond -waar het noch tekstueel (zie het Bronnenboek van Nijmegen), noch archeologisch (zie Het Valkhof in Nijmegen) is aangetoond- maar dat in zijn Kroningsstad Noviomaus/Noyon stond.
|