| Citaat van Verwers.
| Opmerkingen.
|
| In dit uitbreidingsplan van de Engk kon slechts een klein gedeelte van Dorestad worden onderzocht.
| Als slecht een klein deel onderzocht is, kunnen geen grote conclusies getrokken worden, wat dus wel gebeurd is. Men heeft de bevindingen van een klein gebied, een op een op het gehele terrein toegepast.
|
| Het totale oppervlak dat hier in het noorden van Dorestad is blootgelegd, beslaat ongeveer 30 ha. Helaas kon het havenfront niet meer goed worden onderzocht.
| Als iets niet goed onderzocht is, kun je er geen conclusies aan verbinden, wat wel blijkt uit enkele punten hieronder.
|
| Dorestad verraadt zijn aanwezigheid onder meer door fosfaatconcentraties in de grond.
| Zoals in hoofdstuk 7 is aangetoond kun je met fosfaatconcentraties niets bewijzen.
|
| Dorestad lag namelijk op de splitsing van twee internationale waterwegen: de (Kromme) Rijn en de Lek.
| Deze opvatting is op geen enkele klassieke tekst gebaseerd. In de oorkonde uit 777 die daarvoor altijd aangehaald wordt, staat helemaal nergens dat Dorestad op de splitsing van Rijn en Lek lag. Goed lezen blijkt toch moeilijk!
|
| Hoe de Kromme Rijn en de Lek in Karolingische tijd precies gelopen hebben, is nog op veel punten onduidelijk.
| Op veel punten onduidelijk zegt genoeg. Conclusies zijn dan ook onbewezen hypothesen.
|
| Waarschijnlijk heeft die erosie pas in de tijd na Dorestad grote vormen aangenomen. Overigens weten wij niet hoeveel van het woonterrein van Dorestad geërodeerd is.
| Weer weten we het niet dan slechts dat het 'waarschijnlijk' zo was.
|
| Maar de gegevens van de opgravingen zijn nog lang niet volledig uitgewerkt. De schets van Dorestad die nu volgt, heeft dan ook een sterk voorlopig karakter.
| Op dat voorlopige karakter van niet uitgewerkte opgravingen, heeft men dan al wel veel voorbarige conclusies getrokken.
|
| Dorestad was een uitgestrekte nederzetting. Eigenlijk is het beter te spreken van een agglomeratie die uit drie onderdelen bestond: een noordelijke havenwijk, een middenstuk en een castellumwijk in het zuiden. In beide eerst genoemde sectoren vonden opgravingen plaats. Wat betreft het zuidelijk gedeelte berust de interpretatie vooral op baggervondsten en vergelijkbare situaties elders langs de Limes. Rondom dit representatieve deel van Dorestad strekten zich ongetwijfeld handelswijken uit langs de rechteroever van de Lek en de linkeroever van de Kromme Rijn. De lengte van dit deel van de nederzetting bedroeg ruim 1 km. Van het middenstuk met een lengte van ongeveer 600 meter, is ook weinig met zekerheid bekend.
| Een agglomeratie is een aaneengeschakeld stedelijk gebied (volgen Van Dale). Dat is wat deze opgegraven nederzetting een gotspe. Er is weinig met zekerheid bekend, met de nadruk op ook. Van de andere delen is dan ook weinig met zekerheid bekend. De nederzetting die men bij Wijk bij Duurstede heeft aangetroffen was een lintdorp van vissers en jagers, die allemaal graag aan het water wensten te wonen. Het was het vissersdorp Munna. Die handelswijken zijn onbewezen aannamen, hypothesen dus, wat hieronder slechts 'bewezen wordt' met 'er zijn aanwijzingen' en 'aannemelijk is'. Er zijn geen handelsgebouw of handelsactiviteiten aangetoond. Aan de rechteroever van de Lek is sowieso al geen enkel archeologisch onderzoek gedaan. Hier wordt dus valse voorstelling van onbewezen zaken gegeven, ofwel weinig is met zekerheid bekend!
|
| In de uiterwaarden van de Rijn bij Rijswijk tegenover Wijk bij Duurstede zijn Romeinse helmen opgebaggerd. Ongetwijfeld behoorden zij tot de uitrusting van Romeinse militairen die gelegerd waren in her hier gevestigde Romeinse fort, Levefanum genoemd.
| Met slechts enkele (resten van) Romeinse helmen bouwt men in Wijk bij Duurstede een heel castellum, dat overigens nooit gevonden is. Het is vergelijkbaar met hoe men meent Dorestad aangetoond te hebben: met niet uitgewerkte gegevens en een sterk voorlopig karakter en een interpretatie.
|
| Er wordt verondersteld dat in het castellum, mogelijk al in de 7e eeuw, een kerk is gesticht, zoals dat ook gebeurd is in Utrecht en Nijmegen.
| Deze veronderstelling gaat volkomen mank. Door wie wordt dit verondersteld? Zowel in Utrecht als in Nijmegen is archeologisch geen enkele kerk uit de 7de eeuw aangetroffen of met teksten bewezen. Het zijn pure mythen in de historische wereld gebracht door volslagen ondeskundigen met een omvangrijke fantasie. Duimzuigerij!
|
| Aardewerk en andere vondsten uit de 7e tot 9e eeuw die in dezelfde omgeving zijn opgebaggerd, vormen het bewijs voor menselijke aanwezigheid.
| Met baggervondsten bewijs je niets, zeker niet als niet vastgesteld wordt waar dat opgebaggerde materiaal vandaan gekomen is. Alles was toch weggespoeld?
|
| Meer naar de rivier toe kunnen een haven en een handelswijk gelegen hebben, die dan tijdens of na Dorestad geërodeerd zijn. Volgens een andere opvatting deed deze oever geen dienst als haven, omdat ten tijde van Dorestad de stroming en erosie op deze plaats al te sterk waren.
| Het zou 'kunnen' en 'een andere opvatting' vormen geen sterke aanwijzingen, laat staan feitelijke bewijzen.
|
| De uitwerking van de opgraving heeft zich tot nu toe op de haven geconcentreerd. Daar zijn de overblijfselen van een uitgebreid complex van houten constructies aangetroffen. De bouw van die constructies hangt samen met de verschuiving van de bovengenoemde noordelijke Rijnmeander.
| Vreemd is het dan dat de bewoners van deze nederzetting niet aan de Lek zijn gaan wonen, die immers niet steeds verspoelde. Hieruit kunnen we slechts concluderen dat de Lek in die tijd nog niet bestond en dat ook Bonifatius niet over de Lek naar 'Dorestad' is gekomen, zoals men in Wijk bij Duurstede meent. Wel kwam Bonifatius na zijn oversteek vanuit Engeland in Dorestad aan land, maar dat was in het echte Dorestad dat in Frans-Vlaanderen lag. Als je gaat oversteken in een roeiboot, doe je dat toch op de plaats waar je de overkant kunt zien en toch niet ergens midden over de Noordzee om in Friesland aan te komen? Logica is bij veel zich 'historicus' noemende lieden, ver te zoeken.
|
| De rivier verwijderde zich van haar linkeroever en in de steeds breder wordende en ongetwijfeld vochtige laagte, moesten voorzieningen getroffen worden. Het ging om de aanleg van dammetjes van hout en aarde. Hun hoogte is niet meer na te gaan, maar hoger dan een meter waren zij vast niet. Zij staken vanaf de oever dwars de bedding in en werden aan het uiteinde steeds verlengd naarmate de rivier verder terugweek.
| Het blijken dus dammetjes te zijn geweest en geen steigers zoals Van Es stelde. Ook op de fantasievoorstellingen die van de haven getekend zijn, staan die steigers steeds pontificaal afgebeeld. Zie de vogelvlucht voorstelling van van Wim Euverman of de fantasie-tekening op Alchetron dat ook door Luit van der Tuuk graag als bewijs wordt gebruikt. De op deze tekeningen afgebeelde voorstellingen zijn archeologisch nooit aangetoond.
|
| Omstreeks het midden van de 9e eeuw, was over een afstand van meer dan een kilometer langs de linker Rijnoever een aaneengesloten complex van dammetjes ontstaan. Op de plaats waar de rivierbocht het wijdst was, was dit complex toen minstens 200 m breed.
| Van dat aaneengesloten complex blijkt niets uit de opgravingen. Zie de plattegrond hierboven waar dit slecht of 5 plaatsen is vastgesteld en slecht op één plaats die 200 meter bereikt zou zijn. De rest is daaruit doorgeredeneerd (gefantaseerd), doch niet met opgravingen bewezen.
|
| Wat hier in feite gebeurde, was een landaanwinning: een vochtige strook bedding direct voor de oever werd opgehoogd. Voor elke dam was een strook van ongeveer 10m breed gereserveerd. Langs de perceels-randen werden ontwateringssloten gegraven, die ook (een deel van?) de grond voor de dammetjes leverden. De dammetjes waren langs de kanten afgezet met hout. Zij waren waarschijnlijk ook met hout geplaveid: met planken of gevlochten matten van twijgen. Na verloop van tijd raakten zij weer opgevuld, onder meer met huisvuil uit de nederzetting.
| Dit is toch een geheel andere voorstelling van die dammen dan door Van Es altijd met zijn steigers wordt voorgesteld. Het waren dus aarden dammen, versterkt met palen langs de randen. Hoe de bovenkant eruit gezien heeft is onbekend, vandaar het 'waarschijnlijk'.
|
Waarvoor de dammetjes wel bedoeld waren, weten wij nog altijd niet precies. Dat komt doordat er onzekerheid bestaat over de wijze waarop de haven van Dorestad gebruikt werd.
Was het een 'strandhaven' waar de schepen letterlijk op het strand liepen, zoals vissers in veel delen van de wereld nog steeds doen? Of was het een haven waar de schepen drijvend konden afmeren langs kades of pieren? Waarschijnlijk het eerste: een strandhaven.
In dat geval waren de constructies vooral bedoeld als verharding van een slap en vochtig terrein, als houten straatjes. Maar dan blijft nog onzeker of de schepen alleen maar landden vóór de smalle uiteinden van de straatjes.
Het complex heeft waarschijnlijk nooit een gesloten front aan de rivier bezeten. Er waren inhammen waar men de schepen binnen kon varen of slepen, zodat zij toch langszij de straatjes kwamen. En als het water maar hoog genoeg stond, konden de schepen daar langszij afmeren. In dat geval waren de dammetjes toch (ook) een beetje kades of pieren. Over deze kwestie is het laatste woord nog niet gesproken.
Een ander probleem is of er gebouwen op de dammen hebben gestaan. Wij denken van niet. Er stonden zeker geen permanent bewoonbare huizen - 's winters liep het terrein onder - maar misschien wel pakhuizen.
| Dit verhaal is erg interessant en verhelderend. Er worden hier een aantal aangenomen opvattingen weerlegd.
① Er is onzekerheid over hoe de haven werd gebruikt. Het was waarschijnlijk een strandhaven, waar de schepen op de oever getrokken konden worden en zeker geen gesloten front. Dat weten we nog steeds niet.
② De dammetjes waren aan weerzijden met hout afgezet en bedoeld als verharding van het slap en vochtig terrein. Blijkbaar tegen het wegspoelen ervan bij sterke stroming.
② Dat de dammetjes een beetje kades of pieren waren is onzeker, immers over deze kwestie is het laatste woord nog niet gesproken.
③ Op die dammen hebben geen huizen gestaan, misschien wel pakhuizen. Ook dit is onzeker. Er hadden dan toch huisplattegronden gevonden moeten zijn, maar daarover lees je niets in de opgravingverslagen.
|
| De percelen in de bedding liepen waarschijnlijk door in de nederzetting op de oever - of eigenlijk andersom,
| Ook hier is slechts sprake van onzekerheid aangegeven met 'of andersom'.
|
| Op die percelen stonden houten gebouwen, met de lengteas in de richting van de rivier. Daarvan zijn weinig sporen teruggevonden, zodat complete plattegronden ontbreken. Omringende kuilen geven de plaats aan waar de gebouwen gestaan hebben. Zij waren waarschijnlijk rechthoekig en kleiner dan de huizen in de zone erachter. Aannemelijk is dat deze gebouwen dienst deden als woningen. In die richting wijzen de kuilen, waarin veel huishoudelijk afval is aangetroffen. Aangezien waterputten ter plaatse ontbreken, vormt de functie van opslaghuizen een andere mogelijkheid. Boothuizen waren het zeker niet.
| Dit zijn dus de 'bewijzen' van 'Dorestad' die bestaan uit:
» weinig sporen,
» complete huisplattegronden ontbreken,
» waarschijnlijk rechthoekig,
» aannemelijk is,
» in die richting wijzen,
» waterputten ontbreken
» een andere mogelijkheid,
» waren het zeker niet.
Slechts twijfel en heel veel onzekerheid.
|
| De structuur van het derde deel van Dorestads noorderhavenkwartier, achter de handelswijk, is nog niet duidelijk. Karakteristiek zijn grote boerderijen op verspreid gelegen erven, soms vergezeld van bijgebouwen. Eén boerderij is op het landgoed De Schothorst in Amersfoort herbouwd (zie hoofdstuk 19).
| Ook hier is het weer niet duidelijk. En dan volgt een flagrante leugen: de boerderij op het landgoed Schothorst in Amersfoort is NIET nagebouwd van een boerderij uit 'Dorestad' maar van een huisplattegrond uit Kootwijk. Waarom maakt Verwers deze miskleun? Hij zou dit toch moeten weten, immers in Hoofdstuk 19 schrijft Van Es (en hijzelf?) wel de juiste toedracht.
|
| In deze agrarische zone zijn honderden waterputten gevonden. Voor de bekleding van de putschachten maakte men vrijwel alleen gebruik van grote (gestapelde) tonnen waar de bodem uit verwijderd was.
| Over deze 'waterputten' bestaan andere opvattingen. Waarom zijn zoveel waterputten nodig, met een rivier vlak voor de deur? Het rivierwater was toen zeker nog niet vervuild en kon zo gedronken worden. Waren het wel waterputten of waren het latrines? Bij elk huis een eigen latrine? Met de dendrochronologie van het hout van die tonnen heeft Van Es geopperd dat de datering goed overeen kwam met de datering van Dorestad. Maar gebruik je voor waterputten nieuwe (wijn-)tonnen of afgedankte? Dan geeft het hergebruik een latere datering en kom je met de 10de eeuw precies in het vissersdorp Munna terecht. Die afgedankte tonnen waren ook zeker noodzakelijk in de drassige grond. Een gegraven diepere kuil zou meteen ingestort zijn.
|
| Er zijn aanwijzingen voor handnijverheid en ambachten als het smeden van ijzer en het gieten van brons, het bewerken van hout en natuursteen, spinnen en weven, het snijden van benen voorwerpen, leerlooien en het maken van sieraden van barnsteen en glas, enzovoort.
| Met deze aanwijzingen bewijs je niets over Dorestad, slechts over een boerendorp waar men -zoals overal op de wereld- zelfvoorzienend was.
|
| Een begraafplaats met uitsluitend west-oost gerichte begravingen (het grafveld op De Heul). Ten minste 2350 personen zijn hier bijgezet, de meesten in houten kisten, enkelen in kalkstenen sarcofagen. De begraafplaats bestond uit drie delen. In het centrum van het grootste en omheinde gedeelte zijn sporen van een rechthoekig houten gebouwtje van 15 x 8 m teruggevonden. Zijn speciale ligging wijst op een bijzondere functie, mogelijk was het een kerkgebouw.
| Waar mensen woonden vind men grafvelden, daar bewijs je niets mee. Het kan ook het grafveld van Munna of een ander dorp geweest zijn. In 'Dorestad' heeft men lang gezocht naar een van de vele kerken die er bestaan moeten hebben, volgens de teksten. Dan verklaart Verwers dit gebouwtje maar voor een kerk, al houdt hij met 'mogelijk' nog een slag om de arm.
|