Aan dit hoofdstuk wordt nog gewerkt!
De nummering kan wijzigen door het tussenvoegen van nieuwe bevindingen.

De Fundamentele verwarring bestaat uit de vraag of Noviomagus uit de klassieke teksten Nijmegen is of Noyon. Het kernpunt waar alles mee begon en waar alles om draait is deze hier genoemde fundamentele verwarring. Deze kwestie ligt aan de grondslag van talloze andere opvattingen, zoals de verwarring rond Trajectum: was het Utrecht of was het Tournehem. En Dockynchirica, was dat Dokkum of Duinkerke? Immers als Nijmegen fout is, is Utrecht ook niet de bisschopszetel van Willibrord en werd Bonifatius niet in Dokkum vermoord en dan was de Betuwe ook niet het land van de Bataven.
Dat gebeurde allemaal in Noord-Frankrijk!
|
|
In deel 2 van dit boek wordt het onderzoek besproken, waarbij het belangrijk is WAT er precies aan archeologische sporen gevonden is en HOE die vondsten verklaard worden. Daarbij spelen de LOGICA en de SAMENHANG een belangrijke rol. In deel 3 worden de opgravingen besproken. Wat ergens gevonden wordt is meestal niet aan discussie onderhevig, tenzij er duidelijk sprake is van een misvatting om het eigen gelijk te bewijzen. Steeds moeten de vragen gesteld worden "hoe een relict daar terecht gekomen is" en "welke verklaring archeologen eraan geven".
In de inleiding van dit boek is al meteen sprake van de nodige 'terughoudendheid', zoals:
① De onderzoekers blijken het niet op alle punten met elkaar eens te zijn, en de vermeerdering van archeologische kennis is niet het gevolg van een bepaalde onderzoeksstrategie maar van 'noodonderzoek'. (p11). Opmerking: Op 'noodonderzoek' baseert men verregaande conclusies, blijkbaar zonder dat men het met elkaar eens is.
② Doelstelling is de reconstructie van de bewoningsgeschiedenis in dit gebied vanaf de IJzertijd tot in de Middeleeuwen. Het gaat erom met behulp van archeologische bronnen inzicht te krijgen in wat hier vooral in de eerste duizend jaar van onze jaartelling is gebeurd (p.10). Opmerking: Wat zijn archeologische bronnen? Zijn dat de opgegraven voorwerpen? Heeft men wel de schriftelijke bronnen geraadpleegd. En als die een ander beeld geven van de interpretaties van die opgravingen, wat doet men ermee? Zo blijkt dat archeoloog W.A. van Es bij de opgravingen in Wijk bij Duurstede al tevoren zijn conclusie getrokken heeft: "Wij gaan Dorestad opgraven" was zijn betoog al bij voorbaat. Daarbij blijkt dat hij zich niet verdiept had in alle kenmerken van het echte Dorestad, zoals die in de vele teksten voorkomen.
De visie van Albert Delahaye.
Het Romeins in Nederland werd door Albert Delahaye nooit ontkend. Wat wel ontkend werd waren de interpretaties ervan. Als ergens een Romeinse munt gevonden wordt, betekent dat niet dat de Romeinen daar ter plekke aanwezig waren of er zelfs een Romeinse nederzetting zou hebben bestaan. Het doet niets af van de archeologische vondsten, al is het droevig te moeten ervaren, dat sommigen Delahaye ervan beschuldigen het Romeins te ontkennen, wanneer hij slechts bepaalde namen in twijfel trekt. Dat gebeurde ook in het Verhaal van Gelderland op p.334, waarin Delahaye in de mond werd gelegd dat hij het Romeins in Nederland zou ontkennen. Dit artikel werd geschreven door historisch geschoolden (sic)! Albert Delahaye had tijdens zijn studie al begrepen dat de historische geschriften en de archeologische vondsten te vaak niet overeen kwamen. "Het grootste gebrek van de archeologie is dat vondsten ontbreken op plekken waar wel geschiedenis wordt geplaatst en de vondsten er wel zijn in gebieden waar geen geschreven geschiedenis voor bestaat". Zo is in de Betuwe geen spoor van de Opstand van de Bataven gevonden, laat staan enige met zekerheid vastgestelde Bataafse nederzettingen. Hetzelfde gaat op voor de bewijzen ten aanzien van Friezen en Franken. Wanneer men, tegen beter weten in, geen afstand kan doen van een fictie en een fixatie, namelijk de niet-bestaande historische continuïteit van Friesland, Utrecht, Wijk bij Duurstede, de Betuwe en Nijmegen, moet men vanzelfsprekend de transgressies ontkennen, daar deze de historische continuïteit ten stelligste tegenspreken. Enfin, dat ontkennen helpt toch niet, daar de archeologie even stellig de transgressies bewijst, omdat in de vijf genoemde streken of plaatsen de archeologische vondsten van de Romeinse periode, beginnend ca. 50 na Chr. en eindigend ca. 250, pas worden opgevolgd door vondsten uit de 10de en 11de eeuw. Men zou na het vertrek van de Romeinen een toename verwachten van inlandse nederzettingen, maar die toename zien we pas vanaf de 10de eeuw.
Het is ook zoals Annemariek Willemsen in haar boek over de Gouden Middeleeuwen schreef: "Archeologisch zijn de Franken en Saksen in Nederland niet te duiden. De traditionele etnische indeling in Friezen, Franken en Saksen in Nederland is archeologisch niet te bewijzen" (p.12 en 138). Dat betekent dus onverbloemd dat archeologische vondsten niet specifiek toe te schrijven zijn aan Friezen, Franken of Saksen. Daarmee is de traditioneel gehanteerde indeling van Friezen, Franken en Saksen achterhaald en kan er geen enkel bewijs op gebaseerd worden.
Hoofdstuk 7 t/m 20. Deel 2 ONDERZOEK.
7. Fosfaatkartering in het Kromme-Rijngebied - R. Steen beek
8. Landbouw in onbedijkt rivierengebied - L.l. Kooistra
9. Tien eeuwen grafritueel - W.A.M. Hessing
10. Romeinse munten op De Horden - J. Aarts
11. Mantel- en kledingspelden in de Romeinse tijd - J. van der Roest
12. Koper in militaire metaalwerkplaatsen - J. van der Roest
13. Dakpannen op De Horden - M. Lammers
14. Het aardewerk van De Horden - D.Vader-Reinsrna
15. Kromme-Rijnse kandelabers - R.M. van van Dierendonck
16. Vogelspelden van De Geer - E. Vreenegoor
17. Rijke mannengraven in Rhenen - A. Wagner
18. Handel in Karolingische potten - W.A. van Es en W.J.H. Verwers
19. De huizen van Dorestad: van plattegrond tot boerderij - W.A. van Es en W.J.H. Verwers
20. De begraven hofstad op De Geer - J. van Doesburg
|
|  |
Hoofdstuk 21 t/m 28. Deel 3 OPGRAVINGEN.
21. De wortels van het Kromme- Rijnproject - S.G. van Dockum
22. Vechten - Fectio W.J. van Tent
23. Houten-Dorp en Houten-Doornkade - S.G. van Dockum en W.A.M. Hessing
24. Wijk bij Duurstede-De Horden - W.A.M. Hessing
25. Wijk bij Duurstede-De Geer - W.A. van Es
26. Wijk bij Duurstede-Dorestad - W.J.H. Verwers
27. Wijk bij Duurstede-Centrum - J. van Doesburg
28. Utrechtse Heuvelrug en zuidwest -Veluwerand - W.A. van Es
Literatuur
Register
Illustratieveranrwoording
Colofon
Klik op het nummer om meteen naar het betreffende hoofdstuk te gaan.
|
Klik hier voor de inleiding en conclusies van 'Romeinen, Friezen en Franken in het hart van Nederland'.
Klik hier voor deel 1 van 'Romeinen, Friezen en Franken in het hart van Nederland', de hoofdstukken 1 t/m 6.
Klik hier voor deel 3 van 'Romeinen, Friezen en Franken in het hart van Nederland': de OPGRAVINGEN (hoofdstuk 21 t/m 28).
Bij zorgvuldige lezing of liever bestudering van dit boek over de Romeinen, Friezen en Franken in het hart van Nederland zijn de mythen van Nederland in grote lijnen ontmaskerd. Laat men niet te vlug ondergeschikte details opwerpen, want die zijn even gemakkelijk in de juiste streek aan te wijzen. Het is een pijnlijke en langdurige geschiedenis, pijnlijk, omdat het de historici tot in detail is voorgekauwd en zij desondanks niet inzagen hoe de indoctrinatie heeft gewerkt, die zo duidelijk, zonder voorafgaande documentatie of traditie in de 12e eeuw begonnen is, een frappant voorbeeld van beroepsblindheid. Langdurig omdat de opgravingen in Wijk bij
Duurstede om voor de hand liggende redenen het laatste woord moesten hebben. Er werd immers beweerd, dat daar het afdoende bewijs in de grond zat, dat de visie van Albert Delahaye op de geschiedenis van Nederland als onjuist zou brandmerken. De opgravingen hebben eindelijk de waarheid aan het licht gebracht, waarbij archeoloog en opgraver W.A. van Es zelf erkende dat in Wijk bij Duurstede geen enkel archeologisch bewijs is gevonden voor de determinatie Dorestadum.
Albert Delahaye heeft gedurende 24 jaren spitsroeden gelopen door de hoon van de historici, de lachbuien van de geschiedkundige faculteiten van Nederland en het gehuil van volslagen leken op historisch geografisch gebied die ondanks, of juist omwille van hun ondeskundigheid soms de grofste opmerkingen maakten. Het wetenschappelijk en integere geweten legt hen op zich nu eens eindelijk te gaan verdiepen in de regels en de juiste methodiek van de historische geografie. Men beschouwe de opmerkingen over dit boek van Van Es en anderen als een voorbeeld daarvan, want dat is precies de bedoeling van dit uitgebreide commentaar.
|