| Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |
|
| |||||
![]() Citaten van Historici ![]() wetenschap is twijfel ![]() ongelooflijk ![]() onnozelheid ![]() Heiligenlevens ![]() Kletspraat |
Aan deze pagina wordt nog gewerkt!![]()
Prof.Dr. P.Leupen kraaide naar aanleiding van Tros-Aktua van 16 juli ("De Gelderlander" van 17 juli 1981) uit: ”De opvattingen van Delahaye worden wetenschappelijk nergens ondersteund”. Die kreet is zijn zoveelste leugen, daar zijn conclusie ten aanzien van Karolingisch Nijmegen al lang door vrijwel alle Nederlandse historici buiten de verblinden van "de Club van Nijmegen" is aanvaard. Dat zij zijn gelijk niet openlijk uitgesproken hebben, is vooral het probleem van eigen gezichtverlies. Immers zij hebben het zelf ook nooit doorzien. Het beste bewijs van het gelijk van Delahaye is het Bronnenboek van Nijmegen van Leupen en zijn club. ![]() Gij weet, mijn Heer, dat Albert Delahaye een religieus voelend mens is wat helaas, en dat weet Gij nog beter dan wie dan ook, lang niet wil zeggen dat hij een heilige is. Gij weet ook, dat de Bergrede van Uw zoon hem na aan het hart ligt, waarin zoveel nadruk is gelegd op de eenvoud van geest en over de simpelen en vreedzamen zalig wordt gesproken. Gij hebt gezien, dat Delahaye veel christelijk geduld heeft moeten dragen, wat hem dank zij Uw hulp is gelukt. Het is niet zijn verdienste, zoals al blijkt uit de talloze keren dat hij ondanks Uw hulp toch zondigde tegen het geduld. Dat moest hij dragen terwille van de zaak. Maar waarom moesten zijn kinderen gekoejeneerd worden door die onbenullen? Gij weet ook, dat door gelukkige omstandigheden Delahaye archivaris werd, in welk vak men het geduld, als men dat nog niet heeft, hardhandig krijgt bijgebracht. Gij weet ook, dat hij jaren de risée is geweest van de historische wereld, en aangezien hij zelf graag lacht, dat anderen nooit verboden heeft. Gijzelf, mijn Heer, heeft hem een kritisch verstand gegeven, en uit mijn plicht geacht dat te gebruiken, omdat Uw bijbel zegt dat alleen de os met de achterpoot slaat naar de prikkel die hem tot lopen maant. Beklaag mij niet, dat hij dan af en toe zo falikant uitviel, dat zijn vijandschap en de haat van de medemensen op de hals haalde, want na de eerste bittere ervaringen begreep hij dat ook dit bij zijn taak hoorde. Gij weet, dat Delahaye een passie heeft voor de historische waarheid, dat 't nooit zijn bedoeling is geweest om eigen glorie te zoeken. Dat hij het spel van bitterheid, het plukken der druiven van gramschap, altijd eerlijk heeft gespeeld. Toen het tegen het einde begon te lopen, probeerde men met een afgrijselijk bedrog toch nog de waarheid te ontkrachten. Gij weet, mijn Heer, en ik als bisschop durf dit maar heel zachtjes zeggen, dat Uw zoon ook eenmaal zijn geduld verloren heeft, mag ik zeggen: zijn goddelijk geduld, toen hij de wichelaars uit Uw tempel joeg. Vergeef hem dan, vergeef hem bij voorbaat, nu hij zo kwaad geworden is over het wetenschappelijk bedrog, hem af en toe een woord ontvalt waarvoor hij een zachter synoniem had kunnen vinden. Amen, zei de bisschop. ![]() ![]() het gelijk van Delahaye. |
De Club van Nijmegen bestaat uit een elftal van felle verdedigers van Karolingische mythe van Nijmegen, maar schiet met hun misvattingen de bal steeds in eigen doel. Eenmaal ingenomen standpunten laat men niet los, terwijl men zelf erkent dat deze onjuist zijn, maar houdt elkaar de hand boven het hoofd om de leugens te kunnen blijven ontkennen. Het is toch zoals Jona Lendering eens stelde: " Honderden misverstanden komen voort uit het rondpompen van verouderde kennis. Driekwart van deze fouten kwam voor in publicaties van mensen met een doctorstitel".
De bijlage bij de catalogus van de tentoonstelling in 1980 over "Het Valkhof en de vroegste geschiedenis van de stad Nijmegen", bevat de volgende zin:
"Nijmegen was als stad in feite ten onder gegaan aan het einde van de derde eeuw, pas in de dertiende eeuw was er weer een nederzetting van enige omvang".
Dan moet het toch ook voor de felle verdedigers duidelijk zijn dat Nijmegen geen Karolingisch periode heeft gehad? Als Karolingisch Nijmegen vervalt, dan vervalt ook de hele aangenomen Karolingische periode in Nederland. Dan is Karel de Grote nooit in Nijmegen geweest, maar ook alle predikers die onlosmakelijk met de Karolingische mythe verbonden zijn, zullen Nederland moeten verlaten. Dit hoofdstuk over deze Club van Nijmegen is niet bedoeld om deze zich historicus noemende personen individueel aan de schandpaal te nagelen, dat doen ze zelf wel en nog veel beter, maar het is bedoeld om duidelijk te maken hoe de historische wereld werkt. Het gaat hen niet om de winst (van de historische waarheid), maar om het voorkomen van gezichtsverlies. "Het was toch een mooie wedstrijd..." was hun conclusie na het Debat in 1980.
De visie van Albert Delahaye.
Het TOEVOEGSEL bij HOLLE BOOMSTAMMEN handelt over de dekundigheid van de Club van Nijmegen! Het boek "Holle Boomstammen" was nog maar net gedrukt, toen (wat nauwelijks toeval kan zijn!) in Nijmegen "Het Valkhof te Nijmegen" verscheen ter gelegenheid van de tentoonstelling "Het Valkhof en de vroegste geschiedenis van de stad Nijmegen", gehouden in het Nijmeegs Museum Commanderie van St. Jan van 11 oktober t/m 30 november 1980.
Het doel van die tentoonstelling was voor insiders wel duidelijk. Er moest door de Club van Nijmegen, een vereniging van historisch blinden met schitterende titels vóór en eervolle ambten achter hun naam, weer eens bevestigd worden dat Nijmegen tóch de Keizer Karel-stad is! Velen begrepen ook dat tentoonstelling en catalogus tegen Albert Delahaye waren opgezet, ofschoon zijn naam nergens te vinden is, dan in een onopvallende noot. Het is natuurlijk eervol, dat er zoveel aandacht besteed (en zoveel geld verspild!) wordt aan de Anonymus van Brabant. Het wordt grandioos wanneer een tiental professoren Delahaye op een presenteerblaadje tevens het definitieve bewijs aanbieden dat de Karolingische palts van Nijmegen TENTOONGESTELD IS GEWEEST, in het Frans is dat de volstrekte "passé définitief" . Sinds 1955, toen Delahaye begon te publiceren over zijn twijfel over de traditie, spitten de archeologen verwoed heel Nijmegen om, op zoek naar Merovingische en Karolingische resten. Volgens de gangbare verhaaltjes moet de stad vóór de 11e eeuw, in welke tijd zij naar waarheid is gesticht na een blanko periode van acht à negen eeuwen nà de Romeinen, zonder gedurende minstens zes eeuwen een Merovingische en Karolingische nederzetting te zijn geweest. Uit de Romeinse periode, die voor Nijmegen veel korter heeft geduurd en veel verder terug ligt, zijn karrevrachten vondsten gedaan. Van de mythologische 8 à 9 eeuwen daarna kan uiteraard niets gevonden worden, omdat het Karolingisch bóven en niet ónder het Romeins moet zitten. Met andere woorden: het had zelfs vóór het Romeins gevonden moeten zijn. Elke dag wordt het bewijs groter, dat Nijmegen een nieuw gestichte plaats is uit de 11e eeuw, tevens dat zij noch het Romeinse, noch het Karolingische Noviomagus kan zijn geweest, omdat Nijmegen met die plaats geen historische continuïteit heeft. De door Delahaye reeds in 1955 gegeven reconstructie wordt derhalve door de archeologie volledig bevestigd. Dit begint men in Nijmegen eindelijk ook in te zien, vooral in universitaire kringen, zodat velen zich verwonderd afvragen waarom men in 's hemelsnaam nog over het jaar 777 blijft twisten, daar Nijmegen toen niet eens bestond. Men dient zich niet laten misleiden door het feit, dat in de voornoemde catalogus omzichtig over die kapitale en reeds afdoende ontbrekende schakel heengepraat wordt. "Omzichtig" is overigens niet het juiste woord; dat geldt alleen voor leken. Wetenschappelijk gevormden doorzien het bij de eerste oogopslag als een krokodillen-traan (zo dikwijls staat er "helaas" in) maar ook als een volledige bekentenis. De catalogus bevat de volgende merkwaardige zinnen: "Nijmegen was als stad in feite ten onder gegaan aan het einde van de derde eeuw, pas in de dertiende eeuw was er weer een nederzetting van enige omvang ... Van de hiervoor geschetste vroege middeleeuwen is helaas maar bitter weinig teruggevonden; er is een tegenstelling tussen het relatief rijke historisch materiaal en de schaarse archeologische overblijfselen. Een paar waarnemingen in de binnenstad gedaan, gaan in ieder geval terug tot vóór de dertiende eeuw". Het korte citaat bevat drie botte leugens: 1. er is niet' 'bitter weinig" maar bitter niets gevonden; 2. tussen twee nieten, namelijk de ontbrekende archeologie en de ontbrekende historie, kan geen tegenstelling bestaan. 3. het rijke historische materiaal betreft de teksten, maar die zijn onmiskenbaar van Noyon. De twaalfde eeuw is nooit betwist, doch verder terug gaat de middeleeuwse geschiedenis van Nijmegen beslist niet. Wanneer de inrichters van de tentoonstelling dit schrijven, dan is het 't reinste boerenbedrog om wat dubieuze scherven te exposeren uit Nijmegen, en daarnaast een elders gevonden Karolingische pot neer te zetten om het publiek zand in de ogen te strooien. Wat is dat toch voor een stad, die zoiets in een officiële uitgave laat drukken, die zelf de tegenbewijzen levert en dan tóch blijft liegen over een Karolingische palts? Het is alleen te verklaren als een blijk van de hoogste nervositeit. Met de dag worden de heren zenuwachtiger en kijken zij schichtiger om zich heen uit angst dat een toeschouwer zal uitroepen: "Spit maar door, jongens, aan het graf van de Karolingische bluf!" Driemaal is scheepsrecht. Prof. dr. P.Leupen, wetenschappelijk medewerker aan de Nijmeegse Universiteit, hanteerde een uit wetenschappelijk oogpunt te verwerpen aanpak. Via een "werkstuk" van studenten, waarvoor een dikke onvoldoende gegeven had moeten worden wegens de vele fouten. Die vele fouten zijn de studenten vergeven. Ze moesten het tenslotte nog leren, maar bij hun professor hadden zij alles verkeerd geleerd. Hun professor Piet Leupen èn de Club van Nijmegen keurden dit werkstuk goed. Zij onderschreven de in dit werkstuk opgevoerde aantal van ca.100 teksten op tot het wereldrecord in apriorismen en publiceerde dat onder de naam "Bronnenbroek van NIjmegen". Aan de studenten hadden strenge en gefundeerde richtlijnen over historische geografie gegeven moeten worden, want dit is een vak apart, waarvan de gewone mediaevisten al weinig kaas gegeten hebben, laat staan hun studenten. In deze kwestie is dat al enkele malen eerder gebleken door de "vergissingen" van Hugenholtz, Stolte en Blok, die niet eens zoiets simpels als de west-oriëntatie bij de klassieke en vroeg-middeleeuwse schrijvers wisten te ontdekken. Hoe kan men verwachten dat studenten een betrouwbaar werkstuk produceren, wanneer blijkt dat hun hoogleraren en professoren de eerste en voor de hand liggende regels van historische geografie niet beheersen? Het is dus inderdaad waarheid dat professoren en hoogleraren en universitaire docenten slecht lesgeven, zoals de Landelijke Studentenvakbond had geconcludeerd. Klik op het rechter artikel voor een vergroting.
Het klakkeloos overnemen van 'een werkstuk van studenten' was ook al eerder het geval geweest bij prof.Post (in 1955) en prof.Hugenholtz (in 1965). Driemaal is scheepsrecht. Het doorgeven van verouderde opvattingen is nog steeds gemeengoed in de historische wereld. Wat de oude opvattingen betreft is zeker de opmeking van Jona Lendering van toepassing. Lendering constateerde dat "honderden misverstanden voortkomen uit het rondpompen van verouderde kennis. Driekwart van deze fouten kwam voor in publicaties van mensen met een doctorstitel". Dat kan ook niet anders, immers je kunt je doctorstitel wel vergeten als je met afwijkende opvattingen aankomt. Een promotor is per definitie iemand van de oude stempel. Die laat een promovendus niet hun oude vertrouwde opvattingen onderuit halen. Dat is ook de belangrijkste reden dat verouderde kennis maar rondgepompt blijft worden en ook nieuw opgeleide historici de oude verhaaltjes blijven rondpompen. Een ander probleem is het voetnotensyndroom, zoals hierboven al aangegeven. Om het gelijk in je artikel of boek aan te tonen, verwijs je uiteraard naar degene die het met je eens is. Uit archeologisch oogpunt is de zaak derhalve beslist: Nijmegen heeft geen Karolingische geschiedenis gehad, laat staan een Merovingische. Desondanks blijven de "paladijnen van de palts" met alle hardnekkigheid aan het paleis van Karel de Grote vasthouden. De ergste verblindheid heerst in Nijmegen, uiteraard en vanzelfsprekend. In Amsterdam en bij de R.O.B. te Amersfoort is het groepje historisch blinden wat kleiner. Een van hen komt van over de grens, Dr.Friedrich Gorissen uit Kleef, die ons eens zou komen leren hoe je de geschiedenis van Nijmegen moet schrijven. Het resultaat was zijn "Stedeatlas van Nijmegen", waarin Friedrich juist uitging van de Karolingische palts, in plaats van eerst aan te tonen dat die daar werkelijk bestaan had! In een onbewaakt ogenblik heeft hij zich laten ontvallen: "Als Delahaye gelijk heeft, is mijn hele boek fout". Hierdoor is meteen zijn lidmaatschap van de Club van Nijmegen verklaard. Nóg een boek, dat gered moest worden. Nóg een reputatie die niet verloren mocht gaan! Desondanks begon in de historische wereld de twijfel te groeien, omdat men eindelijk inzag dat de determinatie van Nijmegen als Noviomagus toch enkele vragen oproept wanneer de stad van vier eeuwen zogenaamde Karolingische traditie geen scherfje Karolingisch kan laten zien. De zich verbreidende twijfel was niet te pruimen voor de Club van Nijmegen, zodat niets anders overbleef het bij de bevolking van de Keizer Karel-stad er weer eens flink in te hameren met een tentoonstelling en een duur boek, dat voor een spotprijs (zelfs gratis in de 'uitverkoop') wordt geleverd. In januari 1977 was "De Mythe van de Noormannen" van Albert Delahaye verschenen en toen werd het de hoogste tijd om de Club van Nijmegen die bestaat uit een zevental professoren en/ of doctores, weer eens bij elkaar te roepen. De heer Leupen had zich reeds druk gemaakt met het aanslepen van bouwstenen voor de Karolingische palts. Dat het stenen van lucht waren, had de man niet in de gaten, omdat hij met beide voeten in het "werkstuk" van studenten trapte. Hij werd op 31 oktober 1977 in het conclaaf toegelaten, waar hij zijn "Bronnenboek van Nijmegen" presenteerde en als nieuwe paus van Nijmegen een bisschopsstad maakte.
Dit produkt, dat door de Club van Nijmegen "na enige op- en aanmerkingen werd goedgekeurd", is in de bovengenoemde catalogus gepubliceerd, met de hilarische maar zeer toepasselijke drukfout als Bronnenb r oek. Je broek zou ervan af kunnen zakken, zo'n wetenschappelijk wanstaltig product. In tegenstelling met wat steeds beweerd werd, heeft er dus wel degelijk een discussie plaats gevonden, al was het slechts na 'enige op- en aanmerkingen' goedgekeurd. We hadden die op- en aanmerkingen graag eens ingezien en vooral van wie deze op- en aanmerkingen kwamen.Controle op een rekordhouder.
In "Vraagstukken ... " en in "Holle Boomstammen" zijn meer dan voldoende bewijzen gegeven dat het Merovingische en Karolingische Noviomagus de Franse stad Noyon was en dat beslist geen tweelingbroertje in Nijmegen had. Professor Leupen slaat al die feiten met hun beredenering over en stapt hooghartig heen langs de noodzaak om aan te tonen dat de genoemde bewijzen van Delahaye niet deugdelijk zouden zijn. Hij staat trouwens niet alleen in deze taktiek. Bij herhaling is Delahaye de eis gesteld "dit alles stuk voor stuk te weerleggen". Het omgekeerde schijnt niet nodig te zijn, wat een dubbel-op negeren is, omdat het reeds lang weerlegd is in de boeken van Delahaye. Maar ja, als je die niet leest, kun je dat ook niet weten. Hieruit blijkt eens te meer dat de boeken van Delahaye door de geleerde heren historici niet eens gelezen werden. Met slechts ontkennen van overtuigende bewijzen komt men blijkbaar weg in de historische faculteiten. De historische faculteit van Nijmegen slaat helemaal een flaterfiguur, door met een Kerstkaart van de oudste stad te pronken. Daarop zou een afbeelding van Nijmegen te zien zijn. Het bleek een afbeelding van Maastricht! Zie afbeelding hiernaast: klik op de afbeeldingen voor een vergroting. Als oudste stad geheel juist. Gerard Lemmens, direkteur van het Nijmeegs Museum, speldt Leupen zelfs de gouden medaille in de "Orde van de Negatie" op de fiere borst, omdat hij geen "zinloze discussie met iemand is begonnen". Het valt wel zwaar tegen, dat men in Nijmegen de naam Delahaye niet meer schijnt te kennen, al valt 't weer mee dat hij toch nog iemand is. Die naam of een van zijn publikaties worden in de hele catalogus slecht op één verdoken plekje genoemd en wel in noot 3 op p.59. "Zijn in vele latere publicaties, die de gehele Nederlandse vroegmiddeleeuwse geschiedenis in Noord-Frankrijk betreffen, herhaalde theorieën behoeven hier niet aan de orde te komen". Natuurlijk hoeven die niet aan de orde te komen! Verbeeldt je, dat een lezer erachter zou komen dat "iemand" een andere mening heeft. Het boek dat genoemd werd is "Het Mysterie van de Keizer Karelstad", het eerste boek van Delahaye waarvan hijzelf gezegd heeft dat het nog onvolledig was. Hebben ze die latere publicaties dan tòch gelezen? Het illustreert wel prachtig de methode: geen diskussie, geen vragen, gewoon ontkennen en doorgaan. Verschillende van de door Delahaye ten gunste van Noyon gehanteerde teksten werden voorheen steeds voor Nijmegen opgevat, daarom mag toch wel enige uitleg gevraagd waarom de historici die ineens voor Nijmegen laten vallen. Bovendien komen zij niet in opstand dat Delahaye die voor Noyon opeist, door welk feit al duidelijk is dat de krenten er uitgepikt zijn en zij slechts met de smakeloze pap blijven zitten. Wanneer de belangrijkste bestanddelen van een dokumentatie, altijd als één en ondeelbaar beschouwd, afgestaan worden, is het zelfs voor een leek op historisch gebied zonneklaar dat met het restant bedrog wordt gepleegd. Dank je de koekoek dat zij geen discussie willen! Dan immers komen er vragen op tafel, waarvan zij het antwoord niet kunnen geven. Ook in het Verhaal van Gelderland wil men geen discussie, al roept mevr.prof.dr.D.Verhoeven er zelf toe op! (zie p.11). De kern van het vraagstuk is: welke plaats was Noviomagus in de teksten: Nijmegen of Noyon. Prof. Post bracht in 1956 liefst 51 vermeldingen te voorschijn, waarmee de professor feitelijk zelf heeft aangetoond dat ook een professor zich grondig kan vergissen, toen ook hij kritiekloos een werkstuk van zijn studenten overnam, die voor hem wat teksten bij elkaar hadden gezocht. Als hoogleraar in kerkgeschiedenis betrad hij een voor hem vreemd terrein, de historische geografie, wat wel mis moest gaan zoals bij herhaling blijkt. Post deed wat losse beweringen en legde geen enkel bewijs op tafel, alleen loze praat zoals "dit moet Nijmegen zijn, omdat het zo dicht bij Aken ligt", alsof dát het criterium is bij het interpreteren van teksten waarin niet eens over afstanden gesproken wordt. In het boek "Vraagstukken ... " uit 1965 is uit mededogen nog te zwak op zijn artikel gereageerd, daar hij zich de kwestie van Nijmegen (als inwoner) persoonlijk zeer aantrok. Hij had in 1923 ook persoonlijk de naam van "Keizer Karel-Universiteit" voorgesteld voor de eerste Katholieke Universiteit in Nederland. Alsof die Keizer Karel model kon staan voor een Christelijke leven (sic!). Nog pijnlijker voor hem was de kwestie van St. Willibrord te Utrecht, een veel verder gaande konsekwentie, waarop hij in het publiek slechts summier gereageerd heeft. Post heeft dan wel met tegenzin erkend, hij moest Delahaye dus gelijk geven, dat Willibrord geen bisschop van Utrecht is geweest en dat voor de aanweigheid van Willibrord in Brabant geen enkel bewijs bestaat. Na zijn dood (1968) behoefde er geen voorbehoud meer gemaakt te worden en konden zijn artikelen op zijn wetenschappelijke waarde beoordeeld worden, wat een volledige verwerping werd. De professor en pauselijke kamergeleerde had een ondeugdelijke konstruktie opgebouwd, tevens had hij verschillende textuele tegenbewijzen ofwel achtergehouden ofwel zijn werkgroep van studenten had die niet opgemerkt. Het tragische van het geval is, dat Post erin geluisd is door zijn studenten, die de bevoegdheid en de vakkennis niet hadden voor zulk tekstkritisch onderzoek in historische geografie. Hoe deskundig was Post zelf doordat zijn studenten dergelijke fouten maakten? Opmerkelijk is bovendien dat alle argumenten van Post in het Bronnenboek van Nijmegen niet terug te vinden zijn. Hij wordt niet eens meer genoemd. Wetenschappelijk bedrog. In zijn Bronnenboek heeft Leupen bewust wetenschappelijk bedrog gepleegd. Dit is een zware beschuldiging, die een wetenschapper met de grootste voorzichtigheid, na lang nadenken en pas indien zij absoluut waar is en bewezen kan worden, mag uiten. Delahaye heeft die taak op zich genomen en zal die beschuldiging volledig aantonen, eerst door de twee ergste feiten te geven, daarna door zijn geheel Bronnenboek aan een kritisch onderzoek te onderwerpen. Een bericht uit 925 zegt dat de Noormannen vanaf Rouaan en Péronne kwamen. Na Beauvais, Amiens en Atrecht geplunderd te hebben, kwamen zij voor de stad en het paleis van Noviomagus. Deze tekst, waarin vanzelfsprekend het Latijnse Noviomagus staat, die altijd op Nijmegen werd toegepast, slaat Leupen zonder één woord uitleg dus bewust over. Tot heden vond men deze tekst in alle boeken over Nijmegen, tot en met een recente publikatie uit oktober 1979 van het eigen Nijmeegs Museum, waarvan de heer Lemmens direkteur is. Het ergste is niet eens, dat de interne communicatie te Nijmegen niets blijkt voor te stellen, maar dat wordt toegegeven: 1. dat de tekst niet op Nijmegen betrekking heeft maar op Noyon slaat, zonder diskussie! 2. dat de vroegere toepassing op Nijmegen, ook die van Lemmens uit 1979, derhalve fout is; 3. dat de verwarring tussen de twee steden, die door de hooggeleerde heren in alle toonaarden ontkend werd, wel degelijk bestaat en blijkens de tegenspraak tussen Leupen en Lemmens zelfs nu nog bij de 'deskundigen' van Nijmegen leeft; 4. dat die verwarring vanzelfsprekend ook in andere teksten over Noviomagus bestaat, als zij voor de tekst van 925 zo gemakkelijk en probleemloos wordt erkend. 5. dat een waarachtig historicus inziet dat hij die verwarring eerst radikaal moet oplossen alvorens door te blijven bluffen met zogenaamd Nijmeegse gegevens, daar het gevaar bestaat dat die, evenals in de tekst van 925 waar zij werd erkend, ook van Noyon zijn. 6. dat zij integendeel 'n keer temeer wordt verdonkeremaand, wat de diepste reden is voor het weigeren van de diskussie. 7. en het allergruwelijkste, dat een onweerlegbaar bewijs voor Noyon, en een door Leupen erkend bewijs tegen hemzelf wordt verzwegen. Deze opsomming, de Zeven Hoofdzonden van een falsificerend historicus, vormen al genoeg bewijs voor de beschuldiging van opzettelijk wetenschappelijk bedrog. Het tweede geval van tekstvervalsing is het volgende. Een tekst uit 1021 zegt: De keizer was in Keulen aanwezig bij de wijding van een bisschop. Na de wijding vertrok hij naar Noviomagus. Hij nam de bisschop van Kamerijk met zich mee. Samen reisden zij tot Sains-Ies-Marquion vlakbij Kamerijk, waar de bisschop afsloeg naar zijn stad en de keizer doorreisde naar Noviomagus. Wat doet de heer Leupen? Hij citeert deze tekst tot aan Noviomagus, zet een machinistenpetje op, legt een spoortje aan van Keulen naar Nijmegen, laat achter Noviomagus wat puntjes volgen (zie catalogus, blz. 134), als puffertjes van zijn locomotiefje, om een kapitaal bewijs voor Noyon achter zijn puffertjes weg te werken. De goegemeente tracht hij wijs te maken, dat de keizer als het ware zijn reisgenoot tot bij Kamerijk vergezelde, om zelf daarna om te keren naar Nijmegen om naar huis te gaan! Dat maakt Leupen toch niemand wijs die een atlas heeft, want hij slaat zowel de bisschop als de namen Sains-les-Marquion en Kamerijk straal over. Deze tekst, voorheen nooit ten gunste van Nijmegen aangewend en door Delahaye ontdekt, tracht men warempel in zijn eigen handen te vervalsen!
"DE BISSCHOP VAN NIJMEGEN" De zaak begint pas goed, vandaar de titel in hoofdletters, wanneer we het "Bronnenboek van Nijmegen" in detail nalopen. Gelukkig heeft Leupen zelf het bewijs aangebracht, dat zijn vooropgezette determinatie van Noviomagus als Nijmegen op bedrog berust. In een bericht uit 1024 worden de bisschoppen genoemd van Keulen, Noyon, Verdun, Utrecht en Luik. Dat Leupen van de bisschop van Noyon de bisschop van Nijmegen maakt, verheft hem tot de historische paus, die eindelijk in 1980 de eerste bisschopszetel in Nijmegen sticht! Wie zoiets presteert, is als historicus tot in zijn schoenen afgebrand. En met hem de hele Club van Nijmegen die deze blunder heeft laten passeren. Het "Bronnenboek" staat in lichterlaaie, daar hij met deze onsterfelijke flater zijn methodiek ten voeten uit getekend heeft als blufpoker, gespeeld met valse kaarten. Merci, heer Leupen! voor dit magistrale bewijs dat al Uw "Nijmegens" in Noyon thuis horen tot 1047, toen het paleis van Noyon werd verwoest. Honderd maal merci, Club van Nijmegen! omdat nu niet gezegd kan worden dat het een fout van een enkeling is. Duizend maal merci, omdat Delahaye net op tijd bij het verschijnen van zijn boek de kans gekregen heb om vlug het natte stro in het kacheltje van het conclaaf te stoppen, toen de kardinalen meenden een nieuwe paus gekozen te hebben. Het tableau moet nog komen! Reeds in 1965 (zie "Vraagstukken ... " blz. 8) heeft Albert Delahaye erop gewezen, dat de bewerker van de tekst in de Monumenta Germanica zich vergist had, daar Nijmegen nooit een bisschopszetel heeft gehad. Daar zijn overigens méér voorbeelden gegeven van "bisschoppen van Nijmegen". Maar wie leest nou de boeken van die iemand? Leupen heeft recht op het grootkruis in de "Orde van de Negatie" aan een lint in de Nijmeegse kleuren: goud als symbool van eerlijkheid en onkreukbaarheid; zwart als afschrikwekkende waarschuwing tegen bedrog. Deze kleuren heeft Delahaye intertijd voorgesteld; 't was toen onmogelijk te voorzien hoe ze hier van pas zouden komen. Een keten van bedrog. Er zijn 21 gevallen te signaleren waar Leupen ofwel iets essentieels weglaat, ofwel 'n andere fout maakt tegen de historische methodiek. Eigenlijk zouden zij na de bisschop van Nijmegen niet meer opgesomd behoeven te worden, doch laten wij het verhaal helemaal afmaken door alle details te openbaren, want het vormt een keten van bedrog.
Flessentrekkerij.Het mooiste staaltje van flessentrekkerij in de catalogus is het volgende (ondanks de triestheid van de zaak kun je er kostelijk om lachen): van alle Latijnse teksten is een vertaling gegeven. Van het opschrift op de gedenksteen van Frederik Barbarossa, die in 1155 de eerste burcht in Nijmegen bouwde (zie hiernaast), welke tekst 'n duidelijk bewijs bevat dat er voorheen geen palts van Karel de Grote heeft gestaan, wordt geen vertaling gegeven. Ten overvloede deelt de tekst in klare woorden mee, dat er tussen de Romeinse tijd ende 12e eeuw niets in Nijmegen is geweest, wat de mensen uit 1155 toch beter konden weten dan de Club van Nijmegen uit 1977. Niet vertalen! Dat gaat die "lezers" toch niks aan? Wat is Leupen voor een wetenschapper? Het wordt immers regelrechte friponnerie, wanneer hij de catalogus de tekst van 925 over de Noormannen in Noviomagus weglaat, natuurlijk omdat deze tekst Noviomagus vermeldt in verband met vijf Franse plaatsen, en hem in een artikel van 'Spiegel Historiael' , van december 1980 (blz. 689) tòch weer presenteert als historische waarheid voor Nijmegen. Hij overtreft alles en iedereen, en brengt het zelfs tot twee edities van Karolingisch Nijmegen: een voor de wetenschappers, waaruit hij alles moet weglaten wat die zouden kunnen doorzien, de andere voor de leken, die nog het oude verhaaltje uit 925 voorgeschoteld krijgen, dat hierboven als een zevenvoudig bedrog is ontleed. Men kan nog begrijpen, dat hij in zijn superieure minachting misschien gedacht heeft "die iemand" op deze manier een loer te kunnen draaien, doch het is een onvoorstelbare lompheid te durven denken dat de historici dit zullen slikken. Dus toch wel, de Club van Nijmegen die immers instemde met deze publicatie. De volgende oplichting is voor niet-historisch geschoolden moeilijker te doorzien, al is zij vele malen erger dan de vorige. Bij het lokaliseren van historische plaatsnamen is de eerste en voornaamste regel van geografie en naamkunde dat het bestaan van de plaats bewezen moet zijn alvorens er een naam neer te leggen met alle consekwenties die daaraan vastzitten. Leupen zet plotseling in 777 een Karolingisch paleis in Nijmegen neer, terwijl dat al enige eeuwen tevoren in Noyon had bestaan, en de archeologie bewijst dat in Nijmegen geen sterveling woonde. Zijn "Bronnenboek" bevat over de kritieke vier eeuwen geen enkel bewijs voor het bestaan van Nijmegen. Hij voert alleen vermeldingen van de palts aan, die blijkens zijn "bisschoppelijke" flater aan Noyon toebehoren. De vier keizerlijke eeuwen hebben Nijmegen niets opgeleverd: geen recht, geen schriftelijke akten of oorkonden, geen bestuur, geen rechtspraak, geen kerk en zo kan men nog een tijdje doorgaan, zelfs niet eens 'n simpele vermelding, ook niet bij plaatsen in de buurt. Leupen moet dit evengoed als Delahaye hebben opgemerkt, zo niet, dan is hij als historicus geen knip voor zijn neus waard. Het is brutale flessentrekkerij dit kapitale negatieve gegeven aan het publiek te onthouden. Historisch en textueel bestaat Nijmegen vóór de 11e eeuw niet. Historici zijn al jaren uitgedaagd om daarvoor één bewijs te leveren, onder aanbieding om verder te zwijgen indien het komt, maar het is nooit geleverd omdat zij bleven schermen met het luchtkasteel van de palts en de eerste regel van de historische fundamentaal oversloegen. "Wetenschappelijk bedrog" is nog veel te zacht uitgedrukt voor zulk manipuleren met de geschiedenis. De historici hebben zichzelf wijsgemaakt, zonder het terdege in te zien doch weggeduwd, dat in hun rekonstruktie gedurende zeven eeuwen niet-bestaan van Nijmegen, daar toch het bord NOVIOMAGUS is blijven staan, dat elk jaar toch opgeschilderd werd. Maar door wie als er niemand woonde? De naam Noviomagus voor Nijmegen handhaven was immers nodig, om de Peutinger-kaart voor Nederland te redden. Maar die Peutingerkaart is net zo'n falsum als de naam Noviomagus voor Nijmegen! De wanprestaties van de Keizer Karel - Universiteit.
De Keizer Karel - Universiteit, een naam die men in 1923 niet durfde te voeren (men kende de mythe van Karolingisch Nijmegen dus toen al!) kan met Leupen maar één ding doen, als hij zelf niet het fatsoen heeft om op te stappen; zij zou zich onsterfelijk blameren wanneer zij dit wetenschappelijk bedrog ongestraft liet passeren. Het is immers geen vergissing; daarvoor zit het te geraffineerd en te kwaadaardig in elkaar. De heer G.Lemmens, direkteur van het Nijmeegs Museum, was medeplichtig aan dit bedrog, daar uit de gehele opzet van catalogus en tentoonstelling te proeven is dat hij een zware hand in de vertoning heeft gehad. Dat de twee leugenaars elkaar ook nog tegenspreken, is naast een grandioze klucht tevens de klap op de vuurpijl. De een laat de tekst van 925 als een gloeiend ijzer vallen, terwijl de ander die voor Nijmegen handhaaft. Tableau! De wetenschappelijke malversaties zijn in dienstbestrekking gepleegd; beide heren hebben in hun overheids-funktie gemanipuleerd en een ambtsmisdrijf gepleegd, dat hun bestuurders, in casu de Universiteit van het Gemeentebestuur van Nijmegen, verplicht zijn bij de justitie aan te geven. Het Burgerlijk wetboek staat bij 'wanprestatie' ontslag op staande voet toe. Niet in Nijmegen blijkbaar, waar onder supervisie van de Universiteit in 2014 Het Valkhof 2000 jaar Geschiedenis en in 2022 Het Verhaal van Gelderland verschenen, waarin dezelfde en zelfs meer fouten te lezen zijn. Welbewuste verkrachters van de historische waarheid, die hun ambt misbruiken om het niet-deskundig publiek te verlakken, om hun gezicht te redden, dienen met harde hand uit de wetenschappelijke wereld verwijderd te worden. Mochten zij bij hoog en bij laag volhouden dat zij niet met opzet hebben willen bedriegen, wat de rechter misschien na een urenlang pleidooi van een handige advokaat zal willen aannemen en na een ontlastend getuigenis van de medeplichtige professoren, dan zullen zij op z'n minst hun inkompetentie op tafel moeten leggen en dan ook voorgoed uit het beeld moeten verdwijnen. Hun vermeende deskundigheid is afgedaan! Nijmegen kreeg pas in 1230 stadsrecht, toen de inwoners dit aan de Duitse keizer gevraagd hadden met verwijzing naar Aken en andere rijkssteden, waaraan de stad zich wilde optrekken. Hoogst merkwaardig is dan wel, dat in hun verzoek en in de oorkonde van keizer Hendrik VII geen enkele verwijzing voorkomt naar Karel de Grote. Indien de latere rekonstruktie op waarheid had berust, was dit toch een beter argument geweest dan de begeerde gelijkwaardigheid met Aken. Het presenteren van de naam Aken heeft Nijmegen niet eens op de gedachte gebracht een beroep te doen op de Karolingische traditie (vanwege het blote feit dat die eenvoudigweg daar nog niet bestond); vanzelfsprekend hebben de historici hun die bedoeling wél in de mond gelegd. Die Karolingische 'traditie' ontstond pas in 1480 met het geschrijf van kanunnik Willem van Berchen, later nog eens aangedikt met de geschriften van dominee Johannes Smetius. De Karolingische traditie in Nijmegen is pas lang nà 1230 ontstaan, lang derhalve nadat verschillende andere misvattingen hun weg uit Frans-Vlaanderen naar het noorden al hadden afgelegd, zoals de legenden van St.Lebuinus en St.Ludger in de IJsselstreek, de verplaatsing van het klooster Werethina naar Werden en de wonderbaarlijke "translatio" van St. Willibrord naar Utrecht. Dorestadum volgde pas in de 19e eeuw! Maar om in te zien, dat de Keizer Karel-traditie van Nijmegen een van buitenaf ingevoerde vergissing was, moet men wel iets dieper doordenken dan de "Karolingische" fabelhistorici gewoon zijn te doen. De burgers van Nijmegen kregen tevens tolvrijheid in het gehele Duitse rijk, wat blijkens de nadrukkelijkheid van de desbetreffende passages uit de oorkonde de inzet was geweest van het verzoek tot stadsrecht. Uiteindelijk ging het om de duiten! Dat is Nijmegen ten voeten uit; de geschiedenis herhaalt zich steeds! De "burgers van Nijmegen" schrokken in 1955 van de stellingen van Delahaye, niet uit bezorgdheid over de historische waarheid of onwaarheid, maar om de duiten. Het eerste dat geroepen werd was: "En het tourisme dan?" Ziet U: de goddelijke duiten! Uit de oorkonde van 1230 blijkt dus zonneklaar, dat de "Karolingische vergissing" toen nog niet bestond; zij is een belangrijk spoor geweest naar het ontdekken van de waarheid. In dit verband moet erop gewezen worden, dat Nijmegen nooit de rang van rijksstad heeft gehad, ofschoon ook dit door de latere magistraten, de latere historici en de nóg latere catalogus uit de oorkonde van 1230 ten onrechte is afgeleid. Goed begrijpens lezen is er al nooit bij geweest bij veel historici! Amen zei de Bisschop. Het werkstuk van Leupen beslaat 13 bladzijden, wat symbolisch is. Het bevat 89 onbewezen beweringen, twee brutale tekstvervalsingen, 21 bewijsbare overtredingen van de historische fundamentaal, een 13 malen herhaald niet-gemotiveerd derhalve onrechtmatig weglaten van het paleis van Noviomagus, wat 13 historische vervalsingen oplevert, en de bisschop van Nijmegen, die de deur dicht doet. Desondanks kreeg het de hoogste goedkeuring van de Club van Nijmegen. Dit zijn de professoren en/of doctores: Bogaers en Haalebos uit Nijmegen, Gorissen uit Kleef, Van de Kieft en Blok uit Amsterdam, Sarfatij en Bloemers uit Amersfoort. Het doet bijzonder veel genoegen prof.D.P.Blok in de Club van Nijmegen aan te treffen. Die krijgt nu aan het verstand gebracht waar hij zijn tijd heeft zitten verknoeien, zoals hij uitsprak bij het 'debat' in 1980. Deze geleerde heren moeten niet proberen iemand wijs te maken dat zij de zaak niet evengoed als Delahaye doorzien zouden hebben. Het zal iedereen meteen opvallen, dat de archeologen zo sterk in de groep vertegenwoordigd zijn. Hun inzet was natuurlijk niet de palts doch de Peutinger-kaart, want de zwaarste dreun valt in de Nederlandse archeologie. Prof. W.A.van Es had bij het debat op 28 januari 1980 te Amsterdam als eerste de witte vlag (nog maar 'n kleintje!) gehesen door in het publiek te erkennen dat hij als archeoloog eigenlijk niet thuis hoorde in een historisch forum. De archeologen in de Club van Nijmegen hebben die spontane bekentenis niet begrepen. Zij wisten alles van geschiedenis af, maar sloegen wel de historische flater van de eeuw. Elke eerstejaars historisch student zou begrepen hebben dat hij die bisschop van Nijmegen terdege moest controleren alvorens daarvan een zwaar argument te maken. Hoe durven de heren nog één woord zeggen over de geschiedenis van Nijmegen? Zij hebben een bedrog gepresenteerd, walgelijk van onbeschaamdheid, laag-bij-de-gronds uit oogpunt van wetenschap, bovendien zo onnozel dat het niet kon uitblijven of ze moesten ééns tussen de holle boomstammen stikken in hun eigen fulminaties. Je zou toch mogen verwachten dat de katholieke Universiteit iets van Kerkgeschiedenis af weet! Het blijkt ook, wat Delahaye allang wist maar wat nu bewezen is, dat zij de boeken van Delahaye ongelezen verworpen hebben, waardoor zij als wetenschappers voor de tweede keer afbranden. Hun verdiende loon is, dat de historici van de gehele aardbol in schateren uitbarsten over de ongelooflijke mop dat zijzelf de Karolingische palts hebben opgeblazen met de bisschop van Nijmegen. De Club van Nijmegen kan kandidaat gesteld worden voor de Keizer Karel-prijs van Aken, nog zo'n aanfluiting! Allang werd al verwacht en ook stiekem gehoopt, dat de tegenstanders van Albert Delahaye ééns een grandioze fout zouden maken. Dat is nu gebeurd met de bisschop van Nijmegen. Maar zo'n grove blunder en deze klap in het gezicht van het Nederlandse volk was niet verwacht. Het is de schandaligste grofheid die ooit in de Nederlandse wetenschap is gepleegd. Albert Delahaye heeft 25 jaren hun hoon ondergaan; hun negaties geslikt omdat die bij hun taak hoorden. Bij het debat in Amsterdam werd Delahaye weggehoond met de negatie van het niveau ver beneden Amsterdams peil en waar al gebleken was hoe zwak de geleerde heren stonden omdat in alle talen over Nijmegen gezwegen werd. Daarover mocht blijkbaar voor de aanwezige studenten niet gesproken worden. De Vier Professoren groeven een kuil maar zijn er allemaal zelf ingevallen, al hadden zij dat toen niet meteen door. Dat is ook wat de Club van Nijmegen zich wel te goed realiseert, het zwakste punt in de historische mythen, is Karolingisch Nijmegen dat kost wat kost gered moet worden, desnoods met wetenschappelijk bedrog. Het gaat allang niet meer om hun gelijk of dat van Delahaye; al jaren staat hun wetenschappelijke integriteit op het spel. Daarom moet iedereen als minnaar van de historische waarheid, opgewonden van verontwaardiging worden over de schelmenstreek van de Club van Nijmegen. Het produkt van Leupen moest zo officieel ex cathedra gepresenteerd worden, ook al een novum in historische publikaties, als een gezamenlijke uitgave van het Museum, het Gemeente-archief en het Instituut voor Middeleeuwse Geschiedenis der Universiteit. Het Gemeente-archief is de schuldigste van de drie partijen; het blijkt niets van de eigen stadsgeschiedenis af te weten, doch blaast wel haar partij in het bedrog mee. Heeft de Club van Nijmegen serieus gedacht dat ik haar, zo kollektief optredend, niet aandurfde? Het vertrouwen in de ernst van de Nederlandse historici, ondanks dat zij veel te verwerken krijgen, zal toch eens moeten volgen. Dat zij collegiaal hebben aangenomen dat hun vakbroeders sereen en wetenschappelijk bezig waren aan een kwestie, waarin zij zichzelf niet intens verdiept hadden, zij op even schandalige manier werden bedrogen. Het is afgelopen met Karolingisch Nijmegen. De laatste strohalmen bestaan uit knalfouten en bedrog. De bisschop van Nijmegen zal een gevleugeld woord in de historische wetenschap worden. De Universiteit van Nijmegen moet deze woorden in gouden letters op de voorgevel laten zetten, omdat zij de knaller zijn bij het ophelderen van een enorme mystifikatie, die de historici zeven eeuwen op een dwaalspoor heeft gezet. Die vergissing was op even simpele manier erin geslopen, toen een Duitse schrijver aan een oudere tekst over het palies van Karel de Grote toevoegde "en dit ligt in het bisdom Keulen", waarmee de onvoorstelbare klucht begon. Het is een merkwaardige ironie - waarmee de onvoorstelbare klucht begon. Het is een merkwaardige ironie - Moeder Historie is soms bijzonder geestig - dat het met een bisschop begon en met een bisschop eingdigde. De bisschop van Nijmegen zegt: Amen.
DE SPRAKELOZE STEM
Bij de afwikkeling van de zaak is een klein experiment veroorloofd. Op 2 december 1980 stuurde Delahaye een voorlopig persbericht naar de dagbladen, waarin enige bewijzen stonden van het wetenschappelijk bedrog. Toegegeven het was provocerend opgesteld, doch dit was nodig voor de drie professoren die betrokken waren. Zij knalden er dan ook met open ogen in!
Prof. Bogaers was de eerste, die door Elseviers Weekblad uit zijn tent werd gelokt. Hij had het over de olifantshuid van Delahaye. Zeer juist! die was wel nodig om zijn hoon te kunnen verdragen.
"De Gelderlander" uit Nijmegen en "De Stem" uit Breda volgden met even minachtige knallen. Zij gierden het uit! Door de Gelderlander werd Delahaye voor Sinterklaas uitgemaakt; de Stem publiceerde over zijn "nieuw wapenfeit". Op 8 december 1980 volgde de volle tekst van het Toevoegsel met alle bewijzen van het bedrog aan de dagbladen. Toen sloeg "de bisschop van Nijmegen" met zijn gouden staf de gierende kleppen dicht. Voor de ogen van gans Nederland klapte de val op Bogaers. Zijn professoraal baretje ligt op het hompje Franse kaas.
"De Stem" uit Breda (een slechte buur is nog veel erger dan een verre vijand) beijvert zich al jaren om alles, wat tegen Delahaye werd aangevoerd, breeduit over vijf kolommen te brengen, gekruid met onheuse sneren uit eigen keuken, terwijl zij het ambtelijk werk in de streek nauwelijks het vermelden waard vond. Haar verwatenheid, zich een oordeel aan te matigen over een ingewikkelde historische kwestie, was allang ongenietbaar. Haar bemoeizucht werd soms grof, bijvoorbeeld door zich met een dolksteek in de rug binnen te dringen bij het bestuur van mijn archivariaat. Van de andere kant heeft zij een bijna dagelijkse preek over de "journalistieke plicht" tot voorlichting van het publiek. Allez dan, Stem, doe de mond open en doe wat je zelf stelt op 9 januari 1987 en breng "de bisschop van Nijmegen", de juiste kop voor het bedrog, nu ook over vijf kolommen. Zie afbeeldingen hiernaast. |
| Zoek op deze website per onderwerp. | |||||||
| Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |