De historische geografie van de lage landen.
Terug naar de beginpagina.
Het Bronnenboek van Nijmegen weerlegt de Karolingische geschiedenis van Nederland.
Naar het overzicht in het kort.

De Christelijke predikers in de 'vaderlandse' geschiedenis in het eerste millennium.

De bevindingen van prof.dr. L.J.Rogier sluiten feilloos aan bij de bevindingen van Albert Delahaye: vóór het jaar 1559 is van enige officiële verering van Sint Willibrordus, Sint Bonifatius en andere geloofsverkondigers in Nederland geen spoor te vinden. Van devotie tot Willibrord, Servatius, Bonifatius, Lebuinus, Plechelmus, Odulphus, Jeroen of andere Nederlandse heiligen vernemen wij in de gehele middeleeuwen niets..

De hier genoemde personen worden dan wel algemeen gezien als 'vaderlandse geschiedenis' maar zijn voor Nederland volkomen legendarisch. Ze zijn nooit in Nederland geweest en hebben er ook nog gepredikt en geen sporen achtergelaten. De mythen van hun aanwezigheid stammen uit de 12e tot de 17de eeuw, waarbij de ene aangenomen mythe de opstap was voor een volgende mythe. Toen eenmaal in de 13e eeuw aangenomen was dat St.Willibrord in Utrecht geresideerd had, kwam Karel de Grote in de 15e eeuw Nijmegen terecht. Met St.Willibrord en Karel de Grote volgden ook andere predikers zoals Bonifatius, Lebuinus, Ludger, Plechelmus, Amandus en Ansfridus naar Nederland (en Duitsland), zonder dat van hun aanwezigheid ook maar een enkel bewijs te leveren is, dan slecht een overeenkomt van een plaatsnaam. Dockynchirica werd Dokkum, Daventria werd Deventer en Oudezeele werd Oldenzaal.


De goedgelovigheid van de eenvoudige middeleeuwen heeft vele mythen in de hand gewerkt. In het handhaven en versterken van wonderverhalen heeft Moeder de Heilige Kerk een flinke hand gehad, ter eigen eer en glorie en de pecunia's van de pelgrims. De wonderen van heiligen brachten het nodige geld in het laatje van de kerk. Immers om heilig verklaard te worden moeten er wel een of meerdere wonderen gebeuren door de inbreng van de persoon die men heilig wil verklaren. Die wonderen namen af en verdwenen zelfs naarmate de natuur- en geneeskunde vorderde. Veel 'wonderen' zijn volgens huidige maatstaven niet lang meer zo verwonderlijk, maar soms eenvoudig te verklaren met de natuurwetten of de geneeskunde.

Nu men zich meer op de feiten richt, zijn toch niet alle wonderverhalen meteen te weerspreken. Het geloof in wonderlijke verhalen is nog steeds sterk.

Een sterk GELOOF is niet te bestrijden met FEITEN.

Het Duitse Saksen ligt niet aan zee!



De Saksen (=Saxones) stonden bekend als zeevaarders. Ze woonden aan de kust van Het Kanaal, naast de Friezen. Karel de Grote heeft gedurende zijn gehele regeringsperiode vele oorlogen tegen de Saxones gevoerd. Pas na het bloedbad van Werethina (Fréthun) in 792, volgde de massale deportaties van Saksen naar Duitsland, buiten het rijk van de Franken.



Thüringen lag naast Saksen. Dat is helemaal juist! In Duitsland lagen beide gebieden ook naast elkaar, ook helemaal juist, echter niet aan de kust maar ver landinwaarts.
Het klassieke Thoringia was de streek van Doornik en niet Thüringen in Duitsland. Het klassieke Saksen lag aan de Litus Saxonia', aan de kust van Het Kanaal, met er tegenover in Engeland Sussex, Essex en Wessex (-sex=saks).
Lees meer over de Saksen.
"De plaatsnamen zijn de kapstokken van de historische feiten."



Klik op deze tekst in het kader hierboven voor een kaart van Guines en omgeving als voorbeeld voor de vele plaatsnamen in het gebied rond Tournehem.

De hoofdpersonen in de deplacements historiques zijn de vele predikers die het Christelijk geloof brachten. Met het verplaatsen van deze predikers en met hen de migratie van volkeren, kwam ook hun geschiedenis onjuist in Nederland en Noord-Duitsland terecht. Enkele opvallende doublures van plaatsnamen zijn Hames-Boucres en Brêmes in Frans-Vlaanderen, die de naamgevers werden van Hamburg en Bremen.

Sint Willibrord (de kerkenbouwer, links) en Sint Bonifatius (de bijbelse prediker, rechts) kennen veel verschijningsvormen.
Dat ze ooit in dit ornaat hebben rondgelopen is net zo'n grote mythe als hun aanwezigheid in Nederland.
Beelden van beide predikers in de Bonifatiuskerk in Lichtenvoorde.

De visie van Albert Delahaye.
De medewerkers en opvolgers van St.Willibrord arbeidden in dezelfde streken van Vlaanderen en Frans Vlaanderen. Na de dood van St.Willibrord begint zijn missie onder de Friezen en zijn bisdom Trajectum tekenen van labiliteit te vertonen. Het bisdom was niet in de normale hiërarchie van de Kerk opgenomen. Toen daarna, mede onder politieke invIoeden een herziening van de bisdommen volgde, werd het weggedrukt omdat het feitelijk geen aanspraak op een grondgebied kon maken. St. Liévin, St.Willehad, St.Ludger en St. Anscharius richtten hun aandaeht meer op de Saksen, In 857 ging de zetelplaats Trajectum aan de Noormannen verloren; het bisdom bleef wel bestaan doch kreeg grote moeilijkheden, vooral toen na het vertrek van de Noormannen de graaf van Vlaanderen de gebieden inlijfde en hij welbewust de vreemde missionarissen tegenwerkte.
Omstreeks 915 is het oude bisdom Trajectum verdwenen, dat aI ongeveer 20 jaren in de verdrukking had geleefd. De doublure van St.Liévin, die in Nederland een volslagen legendarische doublure van St.Lebuinus te Deventer kreeg, is in feite de opening tot de verplaatsing van de Saksen, berustend op de gedwongen migraties van Saksen vanuit het noorden van Frankrijk naar Westfalen. Deze door Karel de Grote opgelegde migraties (deportaties), die men precies in de omgekeerde en foutieve richting heeft geïnterpreteerd, hebben een grote rol gespeeld bij de historische verplaatsingen van Nederland, vooral omdat hierdoor de basis werd gelegd voor het spel van de misveretanden.

Een even grote rol heeft het feit gespeeld, dat St.Ludger zijn abdij te Werethina bij Calais stichtte, dat hij zelf de eerste bisschop van Munster werd, en zijn abdij voor de Noormannen moest uitwijken en naar Munster vluchtte, waar het klooster zijn bestaan voortzette onder dezelfde naam, die er verduitst werd tot Werden. De plaatsnamen uit de eerste oorkonden van Werethina, die alle in Frankrijk zijn aan te wijzen, bewijzen de verplaatsing van het klooster op een afdoende manier. De plaatsnamen uit de verhalen over de veldtochten van Karel de Grote tegen de Saksen, welke namen eveneens in het noorden van Frankrijk en het zuiden van België aan te wijzen zijn, tonen eveneens aan, dat de gangbare opvattingen over de juiste plaatsen van de Saksen en hun migraties een diepgaande herziening behoeven. De gegevens over St.Willehad en St.Anscharius tonen tenslotte aan, dat de migraties vanuit Frankrijk niet beperkt zijn gebleven tot het duitse Westfalen, doch dat zij tot in het hoge noorden van Duitsland zijn doorgedrongen.

Het is een evident feit dat met de verplaatsing van de Saksen en Friezen, ook verschillende predikers meegingen in deze deplacements historiques. Met hen verhuisden ook hun kloosters (zie daar) en werd de daar aanwezige documentatie meegenomen. Voor de historici is het een onverteerbare zaak, dat deze historische ontdekking van een 'buitenstaander', een niet-historisch opgeleid iemand kwam, te meer nog omdat zij met hun neus op feiten werden gedrukt van personen, de geografie, de stratigrafie en historische naamkunde uit hun eigen streek. Zij hadden dat blijkbaar nog nooit opgemerkt, omdat ze dat niet geleerd hadden van hun hoogleraren en niet op de hoogte waren dat hun voorgangers al regelmatig hun twijfel hadden uitgesproken over heel wat traditionele opvattingen. Met andere woorden: alle mooie verhaaltjes, die deze predikers en hun gebeurtenissen in Holland, Utrecht, Friesland en Groningen of in Noord-Duitsland situeren, worden ten stelligste tegengesproken door de archeologie waarin een bevestiging ervan ontbreekt. Lees meer over die voorgangers en over de archeologie.

Men kan zonder meer aantonen, dat er veel meer doublures zijn dan Delahaye heeft gesignaleerd. Tevens kan men vooropstellen, dat deze doublures niet altijd dezelfde oorzaak hebben gehad. De meest voor de hand liggende aanleiding: de migratie van een groep personen die hun plaatsnaam en heiligen mee naar hun nieuwe woonplaats namen, is zeker niet de enig mogelijkheid van de historische verplaatsingen. Ook de overeenkomst in het landschap was debet aan die verplaatsing van namen. Een drassig veengebied heet in Nederland een 'moeras', in het Frans een 'marais', in het Engels een 'morash' en in het oud-Nederlands een 'marasch' (1285) en 'morasch' (1400). Zo bestaan er veel plaatsnamen waarin landschappelijke kenmerken vorkomen, die in de verschillende talen overeenkomen en waaruit ook de herkomst van plaatsnamen herleid kan worden.
In elk geval is niet te weerspreken dat achter deze doublures een groot historisch vraagstuk schuil gaat. Er zijn talloze mythen aan te wijzen, waarbij feiten en personen op soms betrekkelijke korte tijd zijn verplaatst. Opvallend hierbij is dat de verering van enkele heiligen in de oorspronkelijke streek niet verdwenen is en namen ook dubbel voorkomen en in geval van St.Lebuinus sprake is van een 'trilocatie' met St.Lieven (in België) en St.Liévin (in Frankrijk). Deze heilige bestaat drie keer, met exact dezelfde geschiedenis, waarmee deze 'wonder van tri-locatie' aangetoond is.

Het plaatsen van personen op een niet bestaande plaats veroorzaakte de nodige vraagstukken. De eerste absoluut noodzakelijke voorwaarde voor het lokaliseren van een historische plaatsnaam, namelijk het bewijs dat ter plekke een plaats bestond, werd door de historici en archeologen uit het oog verloren. Het eerste fundament van elk historisch onderzoek, in dit geval zelfs een breed fundament van de 4e tot de 12e eeuw, is uit hoofde van de mythen te gemakkelijk gratis aangenomen, terwijl er ook in de geschreven bronnen in Nederland over deze acht eeuwen geen spoor van te bekennen is. Nou ja, op enkele 'buitenlandse oorkonden' na dan.

Lees meer over enkele mythen bij *de Romeinen, *Julius Caesar, *Was Julius Caesar in Nederland?, *Karel de Grote en Einhard en Mythen, sagen en legenden rondom Karel de Grote

De predikers van het Christendom:


St.Willibrord

St.Bonifatius

St.Ansgarius

St.Liudger

St.Lebuinus

St.Adelbertus

St.Amandus

St.Ansfridus

St.Plechelmus


Bestudeerd men deze hele lijst van predikers onder de Friezen en Saksen, dan blijkt steeds dat hun activiteiten in (Frans-)Vlaanderen plaats vonden. Van deze twee volkeren wordt ook vaak genoemd dat ze naast elkaar woonden (wat in Nederland als argument wordt gebruikt met de plaatsing in Friesland en Drenthe/Overijssel). Maar in Vlaanderen woonden ze ook naast elkaar, maar net andrsom: de Saksen in het zuiden van de Friezen. In de Annalen van Einhard lezen we over die nabijheid het volgende: "De troepen van Karel de Grote werden door Theodericus, graaf van Frisia, aangevoerd en in Rhiustri (dat is Hestrus bij St. Pol-sur-Ternoise) door Saksen onderschept en vernietigd". Kwam Karel de Grote met de Friese troepen dan naar Drenthe? Neen, Rhiustri geeft de plaats van de veldslag aan. Die vond dus plaats in Artesië (Frankrijk) en niet in Nederland of zelfs ergens in Duitsland. Zouden de Friezen uit Friesland naar Noord-Frankrijk gekomen zijn om een gevecht tegen de Saksen te voeren, die daarvoor eveneens uit Drenthe kwamen?
Een tekst uit ca. 350 na Chr. vermeldt dat Magnentius Franken en Saksen in zijn leger opneemt. Deze tekst luidt als volgt: "De Kelten en de Galliërs... vormen samen een leger door de macht van de keizer en niet door een besluit van het volk. Volgens een overeenkomst voegden de Franken en de Saksen zich vrijwillig bij hem, de meest krijgszuchtige volken die rond de Renus aan de Westelijke Zee (Atlantische Oceaan) wonen". Ook al zou in deze tekst met Renus de Rijn bedoeld zijn, dan past het niet in de traditionele opvattingen. Immers de Saksen woonden toch niet rond de Renus? Maar hier wordt met Renus onmiskenbaar de Schelde bedoeld en dan past het beter. Bovendien blijkt dat de Franken en Saksen binnen het Romeinse Rijk woonden. Of kwamen de Saksen vrijwillig vanuit Noord-Duitsland dienst nemen in het Romeinse leger? De grens van het Romeinse Rijk lag in 350 n.Chr. op de taalgrens en sinds 260 n.Chr. niet meer langs de Rijn in Nederland.

De missionarissen onder de Friezen en Saksen.
Al deze hierboven genoemde missionarissen onder de Friezen en Saksen horen thuis in Vlaanderen. Ondanks al hun pogingen bleken de Friezen moeilijk te bekeren tot het Christendom dat zij zagen als het geloof van hun vijanden, de Franken. Het beperkten de Friezen ook in hun vrijheid, want zij duldden geen gezag boven hen. Zie de Friese wette uit het Oera Linda Boek.

Als wij de heiligenlevens bekijken van Friese missionarissen, dan treffen we bijna 100 plaatsnamen in Frankrijk aan, waarvan geen enkele in Nederland en al helemaal niet in Friesland te vinden is. De plaatsen die genoemd worden in de bezittingen van Willibrordus, een Anglo-Saks, sinds 1853 patroon van de Nederlandse Kerkprovincie, komen allemaal voor in Noord-Frankrijk. Hetzelfde geldt voor Ludgerus, een Fries, die zijn abdij bouwde te Werethina. Om die plaats liggen alle bezittingen van zijn abdij.

Heel opvallend is het feit dat Wulfram, bisschop van Sens tussen 692 en 720, met instemming van koning Chilperik III (695-711) en hofmeier Pepijn bij het volk van de Fresones ging prediken. Deze bisschop heeft met Willibrordus samengewerkt. Waar? Willibrordus kwam uit Engeland en landde te Gravelines, waar een zandbank ligt die nog Wilbordsant heette. In zijn kerkelijk kalender schrijft hij zelf: "In naam van de Heer kwam ik Clemens Willibrordus in 690 na de geboorte van de Heer naar Francia." De kerk van Gravelines heeft sinds 'mensenheugnis' St.Willibord als patroon. Een aantal Clemenskerken aan de Franse en Vlaamse kust bevestigen die naam. De kerkarchieven van de kathedraal te Abbeville getuigen in 1712 van de ontdekking van Willibrordus' doodsbeenderen. Een opschrift van die beenderen luidt: ''Dit zijn de beenderen van Willibrordus, apostel in Fresia." De relikwieën werden in een schrijn vereerd te Abbeville tot 1940 toen de kerk afbrandde. In 1803 kreeg de kerk van Gravelines een beenstuk als relikwie, dat er nog vereerd wordt.

De abdij van Echternach bezit geen enkele authentieke relikwieën, zeker niet het in 1031 gevonden lijk; dat onder het altaar ligt. Theofried van Echternach die de wereld bedroog met zijn gevonden lijk, verraadt zichzelf als hij schrijft: "Willibrordus doorkliefde de golven zonder enig oponthoud en na een rustige tocht legde hij aan in de mondingen van Renus, de koning van de stromen in Gallia en Germania, in het jaar 690 ... en kwam in Trajectum, toen burcht en de zeteI van Fresia." Dit klopt volledig met wat Beda schreef, alleen vond dit niet plaats in Nederland, maar op de kust van Frans-Vlaanderen. Lees meer over Echternach en het Corpus dat daar bewaard wordt.

Maar ook de Romeinse streekaanduidingen zijn goede wegwijzers om puzzels op te lossen. De Romeinse streeknaam Ripuaria lag bij de rijksverdeling van Karel de Grote bij Thoringia (dat Doornik is en niet Thüringen), Saxonia (te Boulogne) en Frisia (Oud-Vlaanderen). In de traditionele opvattingen zou dit tussen Thüringen, Noord-Duitsland en Friesland gelegen hebben. Iedereen die over een atlas beschikt ziet de waanzin van de plaatsing van Ripuaria hier. De Romeinen zijn nooit in dit gebied geweest. In 837 gaf Keizer Lodewijk de Vrome aan zijn zoon Karel (de Kale), het gebied van geheel Frisia, vanaf de zee tot aan het gebied van Ripuaria. Dat zou dan heel Holland, Utrecht, Noord-Brabant, Limburg, Gelderland en Overijssel en nog half of heel België en een flink stuk van Duitsland geweest zijn. Dat vind je nergens als eigendomsgebied van Karel terug. In de traditionele opvattingen werd Karel in 837 koning van Alemannië en Bourgondië. Alemannië was het noord-oostelijk deel van Frankrijk, dat in de Romeinse tijd al Alemania heette.

In 716 predikte Winfried (Bonifatius) al bij de Frisones. De jonge professor van Nursling Winfried trok met 3 gezellen, waaronder Egbert die naar zijn geboortestreek terugkeerde, naar het land van de Friezen, de meest hardnekkige heidenen van dit gebied. Bonifatius werd hulpbisschop van Willibrordus en later aartsbisschop van Germania, maar wel het Germania van Tacitus. In de levensbeschrijving van Bonifatius, geschreven door Willihad lezen we: "In 750 voer bisschop Lullus van Turingia (Doornik) per schip met zijn gezellen op de Rhenus in één nacht tot een haven bij het Almere in het waterrijk gebied van de Frisones." Willihad vluchtte voor de Noormannen naar Rome en keerde, getroost door de paus Adrianus, "terug naar Gallië bij het graf van Willibrordus".
Geografisch zijn alle elementen die hier genoemd worden niet in Nederland te plaatsen, wel in noordwest-Frankrijk. Hier blijkt dat Turingia geen Thüringen (D) kan zijn, Rhenus niet de Rijn, het Almere of Flevum niet de Flie, laat staan de Zuiderzee, en vergeet maar dat het hier over Friesland zou gaan. Duidelijk is wel dat Willibrordus in Gallië begraven was. Of Echternach in Gallia gelegen zou hebben, dient dan allereerst eens bewezen te worden. In de Romeinse tijd hoorden dat gebied niet bij Gallia, maar bij Germania Superior.

In Nederland komt men natuurlijk aan de meest onsamenhangende geografische samenstelling van het Friezengebied, als men de Lex Frisonum volgt die Karel de Grote in 802 uitvaardigde. Het gebied werd beschreven als "Ewa quae se ad Armorem tendit" , het Friese' watergebied dat zich tot Normandië uitstrekt. De drieledige beschrijving van het land dat daarop volgt is slechts op de Nederlanders toe te passen als men de klassieke teksten niet volgt. Die indeling bestaat volgens de traditionele opvattingen uit het volgende: van de Sincfal tot Vlie, van Vlie tot Lauwers en van Lauwers tot Eems. Op deze indeling van misverstane gebiedsgrenzen is de gehele Friese traditie gebaseerd. Maar waar blijft men dan met de Armorica, met het 'Romeinse Flevum dat een Flyburcht van Trajectum was en op 32 m hoog aan de Hem lag, waar Drusus in het jaar 15 verbleef toen hij een verdedigingslijn aanlegde in Noord-Gallië tegen binnendringende Germanen. Voor het Rijk van Karel de Grote vormden de Friezen een bufferzone op de westkust ondermeer tegen de Noormannen.

De Engelse bisschop Beda (672-735), tijdgenoot van Willibrordus (missieperiode 690-739), schreef over Germaanse volkeren die deze zijde van het Kanaal bewoonden naast de Brittones (Bretonen): Rugini (Rougefay), Dani (Dania, kuststrook en niet Denemarken), de Hunni (Hocquinhen), Bructuarii (Broxeele), Saxones (rond Boulogne), en Frisones (tussen Etaples en Calais). Tussen haakjes de plaatsen die Albert Delahaye voor deze volkeren aanwijst. Beda kwam in 730 te Trajectum aan, in de volkstaal Viltaburcht geheten. Dat Viltaburcht verwijst naar de vilt- of leerlooiers uit Lederzeele en Ledringhem rond de Aa en IJzer in het uiterste deel van Gallië, nu Frankenland geworden.

De oudste met name gekende Friese dichter is Bernlef, tijdgenoot van de Saksman Ludgerus, die in Frisia missioneerde volgens zijn vita. In welk Frisia? Hij is moeten vluchten voor de Noormannen (in 857). Wij vinden een correspondentie in een uniek Fries-Saksisch Handschrift het Gudrun-epos dat in 1817 te Wenen werd gevonden. Daarin is de witte Balionburcht als verblijfplaats van de dichter aangegeven, heden Baljan bij de Wimmereux te Holvoorde, het Franse Houllefort, gelegen op de heuvels rond Desvres. De plaats waar Ludgerus zijn abdij bouwde 'op erfgrond van zijn vader' is Weretina, Werenthun, heden Fréthun bij Calais en dat ligt geografisch in Oud-Frisia met karakteristieke Fries-Saksische toponiemen als volkse getuigen.



Het Graafschap Vlaanderen in de 9de en 10de eeuw. Let op de "Zone de poldérisation" dat het Almere was.
Dit is het gebied dat Plinius (zie daar) beschreef en waar het 'Eiland van de Bataven' (zie daar) lag.

Precies in dit gebied predikte St.Willibrord, Ludger, Lebuinus en anderen en werd Bonifatius vermoord.

Uit dit hele verhaal blijkt dat de hier genoemde missionarissen niet met Nederlands Friesland te maken hebben gehad. Lees meer over de geschiedenis van Egmond, over de graven van Holland en over de kerken van Holland en de kerken van Brabant.

Lees het boek "De Ware Kijk Op" voor al deze en andere teksten en oordeel zelf!

Terug naar de beginpagina.
Het Bronnenboek van Nijmegen weerlegt de Karolingische geschiedenis van Nederland.
Naar het overzicht in het kort.